Morgen gaan we naar het wantijbad. Als ik daar aan denk voel ik altijd nog de schaafwonden op mijn lijf branden. Als klein jochie ging ik in de zomer vaak naar dit zwembad in Dordrecht. Voordat je het 1e zwemdiploma had kwam je niet verder dan “De Paddestoel”. Een pierenbadje tegenover het zwembad in het park. Maar eenmaal in bezit van het felbegeerde diplomaatje werd je toegelaten tot het walhalla van de joelende kinderen. Zonder ouders, die op je letten, de ultieme vrijheid in. Geen rubberen band meer om, waarvan het ventiel zo hard in je zij priemde dat je na de zomer nog maanden met een beurse plek liep. Geheel losgeslagen renden en sprongen we op, in en rond het zwembad. Het bad was volgens mij met grindtegels omzoomd, vandaar mijn herinnering aan de schaafwonden. Ten eerste al wanneer je uit het bad klom, een grote rode striem op je buik, en natuurlijk de onvermijdelijke valpartijen bij het achter elkaar aan zitten rond het water. Het was het schijnbaar allemaal waard, want de hele zomer brachten we er door. Waar ik vroeger m’n duppie of kwartje liet om wat snoep te kopen weet ik niet eens meer. Wel dat ik toen voor het eerst een, uit twee pastel kleuren bestaand, schuimblok gegeten heb. Lekker man.
Nu gaan we erheen om een feestje te vieren. De vrouw van mijn neef is bij het wantijbad de grote mevrouw. Twee van haar dochters, onze vrolijke nichtjes, vieren er morgen hun verjaardag. Zij organiseert en regelt alle zaken rondom het zwembad. Als de Olympische discipline voor 100 meter vrije regelslag zou bestaan, dan won zij op zeker een gouden plak. Al jaren maken wij dankbaar gebruik van haar kwaliteiten. Uiteraard vertellen we haar dit niet te vaak anders komt de geldings- en erkenningdrang mogelijk in gevaar en laat ze het voortaan voor wat het is. Dat is aan de ene kant doodzonde voor ons en aan de andere kant zeker niet goed voor haar. Je moet een ieder in zijn waarde laten en gunnen in zijn of haar kracht te functioneren. Uiteraard valt dit voor ons niet mee, maar hebben het voor haar over! Reken maar dat het Pico Bello geregeld is. Vol overgave en met grote zweetparels op haar voorhoofd maakt ze het een ieder naar de zin en zorgt tussen neus en lippen nog even voor een verplichte, tot in de puntjes uitgewerkte, waterpolo competitie. Niet meedoen is geen optie. De enige die zich schijnbaar aan deze frivoliteiten kan onttrekken is mijn neef. Deze quasi naïeve man heeft zich een houding aangemeten waar hij er elke keer mee weg komt. Hij acteert alsof dat de festiviteiten geheel nieuw voor hem zijn en hij verrast is door het verplichte karakter. Het is een slimme man. Onverstoorbaar manoeuvreert hij zich tussen het drukdoende publiek door en voorziet, eerst uiteraard zichzelf, rustig en bedaard een ieder van een drankje. Dat hij daarbij zijn vrouw overslaat ligt besloten in zijn plan. Wat niet weet wat niet deert. Priemende ogen prikken regelmatig in zijn rug en als hij aangesproken wordt op zijn rol als echtgenoot dan heeft hij altijd net een flesje wijn te openen of een blokje hout op het vuur te gooien. Zo houdt hij precies genoeg energie over om aan het eind van een slopende regel- en organiseerdag zijn vrouw een stoel onder haar kont te schuiven, een speciaal door hem bewaard wijntje te serveren, en haar te prijzen voor haar inzet. Innig tevreden kijkt ze naar haar lieverd en laat de vermoeidheid van zich afglijden in de wetenschap dat het haar weer gelukt is en ze gewaardeerd wordt.