Wekelijks een stukje schrijven. Hoe werkt het voor mij? Eigenlijk is het schriftelijk communiceren en schrijven iets dat me de afgelopen tijd goed afging. Gek gezegd vind ik het bijvoorbeeld makkelijker dan lezen. Ik denk dat het te maken heeft met mijn onrust. Ik ben snel afgeleid en kan de concentratie niet lang vasthouden. Op dit moment ben ik dan ook weer even klaar met dit stukje en sluit deze alinea af. Alleen nog even opslaan. De kop is er af en ik ga even wat anders doen.
Zo. Terug achter mijn toetsenbord. Maar ik weet eigenlijk niet wat ik moet opschrijven. Ik heb het momenteel erg druk. Op het werk is het volle vaart vooruit en privé gebeurt er ook genoeg. Op zich ligt me dat wel, alleen moet ik wel in de gaten houden dat ik niet te veel hooi op mijn vork neem. Dan stijgt de druk en word ik een soort snelkookpan waarvan het overdrukventiel verstopt zit. Mijn vrouw merkt dit meestal als eerste en een gesprongen adertje in mijn oog, of wat rusteloze nachten, zijn voor haar een teken aan de wand. Ergens vermoedt zij dat ik, net als een vrouw, een periodieke hormonenwisseling heb. Alleen dan met een cyclus van, pak hem beet, een kwartaal. Klinkklare onzin uiteraard en vrouwenpraat. Gewoon een beetje stress af en toe, dat is alles. Schrijven werkt voor mij, in dezen, therapeutisch. Dit heb ik voor het eerst ontdekt door verdriet en ellende van me af te schrijven in heel moeilijke omstandigheden. Voordat ik deze milde ontladingsvariant ontdekt had, was er een tijd waarbij ik dat soort frustraties van me afschreeuwde. Dat bleef niet geheel onopgemerkt en ondanks dat het mij opluchtte, was de omgeving daar niet altijd even blij mee.
Nu ben ik deze week dus door de omstandigheden een beetje opgedroogd. Te druk, geen tijd, geen fut. Oftewel, geen inspiratie! Altijd heb ik gedurende de week wel een moment dat ik een column voel opkomen, maar nu is er geen zaadje gepland. Mijn notitieboekje is leeg gebleven en ondanks dat er wel iets door mijn hoofd spookte, is het niet blijven hangen. Hoe dien ik nu toch iets op papier te krijgen waardoor ik mijn wekelijkse stukje proza kan overleggen? Goed beschouwd heb ik totaal geen verplichting. Ik ben aan niemand hiertoe iets verschuldigd. Toch is het vrijwillige karakter van mijn, uit de hand gelopen, hobby er eigenlijk een beetje af, nu ik het binnen een serieus ontstane groep lezers verspreid. Daar moet ik niet moeilijk over doen, want het vervult mijn behoefte tot erkenning. Ik heb het eerder gemeld: “ik heb een streelbaar ego”. Waar de drijfveer ook vandaan komt, ik heb vanuit mijn karakter wel een stok achter de deur nodig om consequent te zijn. Dat is de onrust, troost ik mijn geweten. Misschien ben ik wel gewoon lui? Die beoordeling laat ik liever aan een ander, maar vertel het me vooral niet. Ik zou nu gewoon even een week kunnen overslaan, dat heb ik wel meer gedaan als ik op vakantie was. Geen probleem, niemand die hier iets van gaat zeggen. Het gevaar echter zit in het feit, dat dan het gemak er insluipt en de stok achter de deur weggehaald is. Ik ken mezelf! Een excuus is snel gevonden. Daarbij kan ik het ook nog eens goed verkopen, ook aan mezelf. Indien ik nu mijn schouders er even onderzet en me druk maak, vind ik heus wel voldoende energie en aanknopingspunten voor een goed verhaal. Toch laat ik het even zo, het is goed. Bekijk het allemaal maar! Volgende keer beter. Tijd voor de Writer’s Tears whisky.
Wouter Kramer Column 62, 28-01-2016