Tagarchief: wouterkramer

In knop

orchidee

Bijna is het zover. Ik wacht er al weken op en ben enorm benieuwd hoe deze bloem er uit zal zien. Vier van de tien orchideeënplanten heb ik overgehouden na een bloeiloze tijd boven op de kast. Nu staan ze in de keuken op de vensterbank. Ik moet zeggen, dat de planten erg decoratief zijn boven op de kast maar daar verpieterden ze langzaam maar zeker en inmiddels weet ik niet meer in welke kleuren zij ooit gebloeid hebben. Oude planten zijn het reeds. Voor de verhuizing had ik de exemplaren al in bezit en bloeiden zij regelmatig in diverse kleuren. Ik weet nog dat ik de eerste gekweekte orchidee cadeau kreeg. Eerlijk gezegd was ik daar niet heel erg enthousiast over. Dat kon de gulle gever amper begrijpen, omdat ik me regelmatig erg gepassioneerd uitliet over deze fantastische plantensoort. Dit vraagt om wat uitleg.

Ik kom van een groene familie. Met name wilde planten en bloemen hebben altijd de interesse van mijn moeder gehad. Volgens mijn vader stond zij tijdens het wandelen meer met haar hol in de hoogte om onkruid te plukken dan dat zij flink doorstapte en kilometers maakte. Hoe je het ook tegen probeert te houden, je wordt beïnvloed door het aanstekelijke geklets over kruiden en hun geneeskrachtige eigenschappen. Uiteindelijk ben ik wilde planten en kruiden gaan herkennen en samen met mijn moeder heb ik met één van haar favoriete boeken regelmatig mijn kennis vergroot. Jaren geleden stuitte ik tijdens een verkenningsrondje, in een vergeten onkruidhoekje bij mijn werk, op een plantje dat ik niet thuis kon brengen. Mooi in haar eenvoud en opmerkelijk geraffineerd. Na de uitleg aan mijn moeder, sprak ze voor mij de onvergetelijke woorden “dat is een orchidee”. Van mijn vader was ik gewend dat hij wel eens iets kon zeggen waarbij de klepel en de klok niet meer wisten waar ze hingen of hoe ze luidden. Mijn moeder echter wist precies waar de klepel hing als zij de klok had horen luidden! Dus op mijn uitspraak dat orchideeën tropische planten zijn moest ik terugkomen. Dat heeft mijn leven veranderd. Verbijsterd dat ik nog voor een verrassing in de natuur kwam te staan, zijn de wilde Europese orchideeën onder mijn huid gekropen. Vanaf die dag heb ik een passie voor deze wonderen der natuur ontwikkeld. Zeg maar gerust dat ik een stevige orchideeënkoorts opgelopen heb. Ik zal jullie de details besparen, maar mijn vakanties, wandelingen en boekenverzameling hebben tot op heden vaak in het teken gestaan van de zoektocht naar deze wilde vreemdelingen. Het is namelijk een veeleisend plantje dat niet zomaar overal groeit en bloeit. Er dienen aan een aantal voorwaarden te zijn voldaan voordat het zwakke zaad zich ontwikkeld en tot een nieuwe plant uitgroeit. Dit eigenwijze aspect is voor mij de reden dat ik zo gefascineerd ben door de plant. Er zijn geen garanties. Het feit dat één van de overgebleven planten in de vensterbank nu na lange tijd weer tot knoppen gekomen is, maakt voor mij deze gekweekte orchidee wild en onvoorspelbaar. Het is niet vanzelfsprekend dat ze bloeit. Je moet het verdienen. Dagelijks volg ik de groei van de knoppen. Wat een contrast met Chinese roos welke snel tot bloei komt en maar één dag haar bloem ten toon spreidt. Prachtig hoor, daar niet van, maar de orchidee neemt haar tijd, plaagt me een beetje om me daarna te belonen met wekenlang genot van uitgesproken schoonheid. Als ik dadelijk thuis kom ga ik direct kijken. Ik ben benieuwd of de andere drie ook nog in knop komen!

Wouter Kramer                                                                                                       column 46, 17-09-2015

orchidee1

Ome “O”

imelda het pad van Ad

Ken je het fenomeen van de overlevering? Wel, ik heb het romantische verhaal over de eerste ontmoeting van mijn oom en tante uit België regelmatig aan een ieder die dit maar wilde horen in geuren en kleuren verteld. Uiteraard heb ik dit verhaal ooit van een familielid overgenomen en het zal ongetwijfeld zo zijn dat het toen al afweek van het origineel. Hoewel ik denk van niet, zal ook ik inmiddels wel het één en ander wat gekleurder vertellen dan in mijn eerste versie. Toen ik laatst in de pittoreske woonboerderij in Haasrode bij Leuven mijn oom en tante nog eens herinnerde aan dit mooie verhaal, wist mijn tante te melden dat zelfs de rode draad inmiddels uit dit verhaal verdwenen is. Ik twijfel dan ook om het verhaal nu vast te leggen, want dat betekent dat de fantasie er uit kan verdwijnen. Ik zal me dus beperken tot de basis en ga er dan maar vanuit dat het weer doorverteld zal worden en zo beschikbaar blijft voor de overlevering.

Het betreft hier de reden waarom de jongste broer van mijn vader , na een missie in donker Afrika, uiteindelijk in België is blijven hangen.

Als jonge telg uit een arm hard werkend gezin met tien kinderen, groeide de jonge knaap vlak na de oorlog in Dordrecht op voor galg en rad. Gehard door de omstandigheden met broers die niet om een kroeg of een knokpartij heen liepen, gleed de taaie kleine rakker af naar het niveau van zatlap met vuisten die voor hem spraken. Een kort en hevig leven in het verschiet. Onrecht, onbegrip en onthouden kansen maakten deze sociale jongeman tot een roepende in de woestijn. Alleen in de natuur van de Biesbosch voelt hij zich vrij.Met lede ogen keken zijn ouders de situatie aan en hebben in een ultieme poging tot redding de pastoor, die als enige nog tot hem door kon dringen, op hem af gestuurd. “jij moet hier weg vriend, ver weg. Dat is je enige redding en geeft je de kans om goed te doen in de vrijheid die jij nodig hebt” zei de pastoor.”Maar ik vind Groningers of Friezen vervelende gasten” zei de kleine stukadoor. “Nee, jij moet naar Afrika! Via een Belgische missie naar een post om kerken, scholen en huizen te bouwen.” Na nog wat zuip- en kloppartijen is het missiekwartje gevallen en heeft onze avonturier zijn biezen gepakt om met de trein naar België te reizen en zich aldaar aan te melden voor zijn queeste. Op het station van Antwerpen viel het oog van het stoere mannetje op een allemachtig mooie Belgische studente. Hij aarzelde geen moment om haar de weg te vragen naar het aanmeldadres voor de missie en vertelde wat hij ondernemen ging. Uren hebben zij beide staan keuvelen en zij heeft hem uiteindelijk bij de kloosterpoort afgeleverd.

Eenmaal terug uit Afrika was er nog maar één missie te volbrengen. Dat was zijn droomvrouw terugvinden in België. Deze inmiddels getrainde jager heeft zijn speurtocht volbracht in Leuven. Daar wachtte de afgestudeerde deerne op haar held. Op een steenworp afstand van de studentenstad hebben ze hun geluk gevonden en is “den Hollander” inmiddels uitgegroeid tot een local hero. De kleine wereldverbeteraar maakt, na een heftig leven, nu mooie kunst met een knipoog. Al zijn talenten komen naar boven en het is een genot om af en toe deelgenoot te worden van zijn geluk. Hele bossen en stadsparken worden door hem omgetoverd tot een fantasiewereld welke tot de verbeelding spreekt en nu doorverteld mag worden.

Wouter Kramer                                                                                                       column 45, 10-09-2015

Compensatie

vriendenclubpetra war1

Ik heb de laatste jaren mijn sociale leven wat bijgesteld. Met liefde overigens, maar toch. Het nieuwe gezinsleven houdt me meer thuis dan enkele jaren hiervoor en de energie die er in gaat zitten kan ik maar één keer gebruiken. Zeker op mijn leeftijd. De geest en het lichaam gooien regelmatig een anker uit!

Heel eerlijk gezegd krijg ik door het delen van de columns weer wat in het slop geraakte kontakten terug en daarmee ook de nodige erkenning. Gisteren nog hoorde ik in een praatprogramma op TV dat dit helemaal niet verkeerd is en net zo hoort bij de menselijke behoefte als bijvoorbeeld eten en drinken. Dat stelt me dan wel weer gerust en zo kan ik deze vorm van licht narcisme wel hanteren. Buiten deze externe erkenning kan ik heel goed alleen zijn en soms kan ik mezelf helemaal verliezen in eindeloze solitaire wandelingen of werkzaamheden waarbij ik de discussie met mezelf niet schuw. Bijkomend voordeel daarbij is dat het nooit vervelend wordt of dat ik stil val omdat ik het even niet meer weet. Ik kan trouwens ook alles tegen mezelf zeggen. Dat is anderen echt niet altijd gepermitteerd. Dat hanteer ik niet automatisch. Sterker nog, het is eigenlijk alleen aan mezelf voorbehouden! Ik kan dan echt schelden en mokken en feedback hanteren die er niet om liegt. Wat daaraan soms een beetje gênant is, maar ook gelijk wel erg grappig, dat ik in mijzelf praten niet alleen in mijn hoofd doe maar dat er dus daadwerkelijk een gesprek te volgen is door een toevallig aanwezige passant of toeschouwer. De verbazing op het gelaat van deze deelgenoot van mijn hersenspinsels is goud. Tenminste, als je er zelf om kan lachen en dat kan ik steeds beter. Het werkt in ieder geval altijd wel verhelderend. Ik bespreek met mezelf de zaken waar ik tegenaan loop en kom langzaam, maar zeker, tot oplossingen. Dat deze daarna niet door een ieder gedragen worden brengen me tot nieuwe wandelingen of werkzaamheden en dat maakt de cirkel rond.

Graag ben ik ook gewoon onder de mensen om mijn plaats in het geheel in te nemen. Daarin is nu eigenlijk alleen maar uitbreiding gekomen doordat mijn sociale kring is vergroot. De specifieke interactie is minder geworden maar de hoeveelheid verschillende mensen waar ik mee omga is uitgebreid. Het voelt echter soms als minder. Dit ligt in het feit dat ik me soms schuldig voel over het “in de steek laten” gevoel. Ik geef toe dat dit ook een excuus is om mezelf vrij te pleiten van actie om contact te zoeken. Ik kan gerust stellen dat ik, wanneer dit mij uitkomt, walgelijk lui ben. Als ik er op gewezen word, dat een uurtje per week wat oude banden onderhouden mogelijk is, heb ik feitelijk geen verweer.

De reacties welke ik nu regelmatig krijg op mijn gedeelde columns zijn eigenlijk een compensatie voor mijn gemis. Het is dus ook zo dat ik de stukjes schrijf om wat aandacht te vergaren. Ik schaam me daar zeker niet voor en nodig een ieder uit om vooral te blijven reageren. De balans tussen alleen zijn in mijn eigen gelijk en sociaal zijn en rekenschap nemen van andermans mening en gevoel hoort bij mij. Beide kanten hebben voor- en nadelen en houden me overeind. Het is nu aan mij om dit goed in evenwicht te houden. Pfff wat een tekst. Ik ga even een stukje wandelen.

Wouter Kramer                                                                                                       column 44, 03-09-2015

Jubileum

voetbalclub

Het wordt alweer de tiende keer dat het Memory toernooi wordt georganiseerd bij sportclub Emma. Dit jaarlijks terugkerend evenement heeft altijd met een einde en een begin te maken. Het einde wordt gekenmerkt door het verlies van drie bepalende personen uit een hechte vrienden- en vriendinnengroep, beter bekend als “Les Poppys”. Het begin is gelinkt aan het weer helen der wonden en de start van het nieuwe voetbalseizoen.

“Les Poppys” was een Franse zanggroep bestaande uit allemaal jonge jochies. Toen wij jaren geleden ons weer opgegeven hadden als elftal om, destijds bij Sportclub Reeland, aan de playbackshow mee te doen hadden we niet direct een act voor handen. Terwijl we ons al verzameld hadden in het oude Rammenhok aan de Zuidendijk tussen Crabbehof en Krispijn, en de eerste flesjes bier al van hun kroonkurk werden ontdaan, is notoire laatkomer Tjeerd gebeld waar hij bleef. Onder vermelding van een goede smoes, zei hij dat hij er aan kwam. Men zegt dat toeval niet bestaat, maar enig geluk kan ons toch niet ontzegd worden over het feit dat hij op dat moment nog thuis was. De terloopse vraag aan deze creatieve geest of hij toevallig nog een idee had voor de playbackshow is het begin geworden van onze geuzennaam! “ik heb nog wel wat uit de oude doos” zei hij. We hebben zijn 45 toeren plaatje, die hij meegebracht heeft, die avond grijs gedraaid.

Na het behalen van de eerste plaats en onder het uiten van de kreet; “Eens een Poppy, altijd een Poppy” is de vriendengroep als “les Poppys” verder gegaan en hebben we op menig feest onze act vol overtuiging ten toon gespreid.

In 2006 is er een groot gat geslagen in de hechte groep. Begin van dat jaar waren we het verlies van Poppy Wessel, na een slopende ziekte, nog aan het verwerken. Wessel heeft nota bene zijn eerste schreden in de groep gezet bij een playback act. In mei, tijdens een gezamenlijke sportactiviteit van de Poppys en de Poppettes, is André als een donderslag bij heldere hemel, maar in bijzijn van zijn vrienden, ineens bezweken. En alsof dat niet genoeg was. In juli is Poppet Judith door een noodlottig verkeersongeluk om het leven gekomen. Dan staat de wereld Stil. Alle energie, goede bedoelingen, mooie woorden en veerkracht zijn verdwenen of van geen waarde meer. Het was te groot om als groep te behappen. Er werd met een kanon op de Poppys geschoten en overal lagen de gewonden.

Wat er dan gebeurd staat symbool voor de kracht van de mens! We zijn opgeraapt, bij elkaar gehouden, verzorgt en geheeld door een hele grote sportieve vrienden- en kennissengroep. Het proces kwam van binnenuit door de enorme wilskracht en liefde van Martin en Leon en is overgenomen en gedragen door de rest. Voor de tiende keer gaan we de vriendschap vieren en de essentie van het mens zijn beleven. Ik kijk er alweer naar uit en weet nu al dat, na de sportieve oprispinkjes en enkele biertjes, “Les Poppys” elkaar op de dansvloer langzaam maar zeker gaan opzoeken om het lijflied in te zetten. Non, non, rien n’a changé. Tout, tout a continué. Non, non, rien n’a changé. Tout, tout a continué. Héhé! Héhé!

Wouter Kramer                                                                                                       column 43, 06-08-2015

Transformatie

mieke kramer

Van de week heb ik sinds mensenheugenis weer een mis bijgewoond in een katholieke kerk. Uiteraard was ik daar deze keer vrijwillig. Dat is in mijn jeugd wel anders geweest. Niet dat ik hele slechte herinneringen aan mijn bezoeken aan de kerk heb. Maar met name de verplichte uren op zondag, terwijl ik met lekker weer wel wat beters te doen had, waren een kwelling. Dodelijk saai en, uiteraard door mijn jeugdige leeftijd, gevuld met volstrekt onbegrijpelijke teksten. Metaforen, verwijzingen en levenslessen. Nee, voor een knaapje van een jaar of tien was er geen touw aan vast te knopen. Het triviale karakter van de tekst werd in ieder geval onderstreept door mijn ouders die, na een week hard werken, duidelijk hun moment van rust pakte in dit door god gegeven uurtje. Zachtjes snurkend even lekker bijtanken. Mijn moeder moet er in ieder geval heel erg tevreden over geweest zijn. Want doordeweeks werd ieder dubbeltje omgedraaid, maar na deze onthaastende sessie werd er zonder enige aarzeling grif betaald in het bakje dat langs alle banken ging. Dat het uiteindelijk toch geen slaapliederen of verhaaltjes voor het slapen gaan waren heb ik jaren later pas begrepen.

Nu zat ik weer op een houten bank met een vilten matje aan het haakje voor me. Altijd prettig als je dient te knielen. Wanneer dit van me verwacht werd kon ik me niet meer herinneren. Wel kwamen enkele gebeden me weer zeer bekend voor en herkende ik de melodie. Teksten, daar ben ik niet zo van en Maria zal zich ongetwijfeld in haar hemelbed omgedraaid hebben bij mijn vrije interpretaties van de goed bedoelde gebeden. Hetzelfde heb ik overigens met alle andere liederen die ik meezing. Ik vraag me af of er ook hiervoor een moderne verklaring is. Ik denk dan aan dyslyricsie. Ik kan er dus gewoon niets aan doen. Het is aangeboren en ik ben gehandicapt. Het is daarom ook niet vreemd dat ik destijds geen snars begreep van deze tot in den treuren herhaalde nonsens. Voor elke maaltijd ratelde ik braaf een tekst op die kant noch wal raakte. Het feit dat mijn tafelgenoten dit allen driftig mee brabbelden zorgde er voor dat er in mijn beleving niets vreemd aan was. Toen dit ritueel rond mijn twaalfde levensjaar abrupt eindigde, heb ik me niet afgevraagd wat de eventuele consequentie kon zijn van het niet meer danken voor de spijzen. Waarschijnlijk zag ik eerder het voordeel dat het “heden ons dagelijks brood” vanaf nu afgewisseld kon worden met yoghurt met fruit of croissantjes met honing. Spijtig genoeg hield alleen het bidden op. Voor de rest veranderde er niet veel.

Ik was in deze kerk in verband met het afscheid van mijn tante. Een lieverd die het geloof nog immer als baken voor haar bestaan ervoer. Wat ik hier zo ontzettend mooi aan vind, is dat zij een grotere persoonlijke transformatie doorgemaakt heeft dan de katholieke kerk. Als meisje uit een arm gezin heeft ze zich altijd doorontwikkeld en heeft ze allerlei taboes en dogma’s aan haar laars gelapt. Als ultieme zelfbevrijding heeft ze zelfs haar voornaam veranderd. Haar tweede naam kwam haar beter toe. Voelde ze zichzelf gelukkig bij. Klaar! Dat vind ik nogal wat. Daar is moed voor nodig, want een naam wordt iets heel persoonlijks en een ieder kent je inmiddels onder je gegeven naam. Er is inmiddels wel wat veranderd in de kerk en ik merk dat het superieure en hooghartige er deze ochtend wel af was. Maar er is zeker nog veel te leren van de moedige keuzes van mijn tante.

Wouter Kramer                                                                                                       column 42, 30-07-2015

Zwarte Zwanen

zwarte zwaan pensioen

Als kind zag ik in het Weizigtpark voor het eerst een zwarte zwaan. Mijn vader was een groot liefhebber van de Dordtse stadsparken en wist speciale attracties of bijzonderheden altijd te benadrukken bij onze visites aan deze groene oases. Toen we richting het Weizigtpark wandelden vertelde hij mij dat er zwarte zwanen bestaan. Nu stond mijn oude heer bekend om zijn geintjes en fantasie dus ik verwachte nog wel een twist aan het verhaal, maar daar waren ze ineens! Twee prachtige gitzwarte zwanen met rode snavels. Glinsterende druppels rolden als parels van hun verenpak af. Ik was compleet verrast en kon mijn ogen amper geloven omdat ik zo bekend was met het feit dat zwanen wit zijn. Ik heb als betoverd naar deze onwaarschijnlijke exoten staan kijken en de echtheid van deze vogels kwam maar langzaam binnen. Maar het waren overduidelijk zwanen. De vorm, het arrogante gedrag en de symbiose tussen man en vrouw waren onmiskenbaar. Waar ik aan moest denken waren de negatieven van foto’s die ik gezien had. Zo zag een zwaan eruit voordat hij in de Doka ontwikkeld was.

“Uit Nieuw Zeeland komen die”, zei mijn vader. “Dat is aan de andere kant van de wereld. Daar is alles anders, als het hier zomer is dan is het daar winter”. Omdat de aanwezigheid van de zwarte zwanen deze morgen bewaarheid werd, twijfelde ik nu niet aan zijn verhaal. Fantasie wordt in de genen doorgegeven en ik ben met de omgekeerde wereld aan de haal gegaan. Water dat de rivier opstroomt, bomen met wortels boven de grond en op je handen lopen. Dat soort dingen. Heerlijk!

Gezien mijn leeftijd beland ik tegenwoordig regelmatig bij omroep Max. Hier werd ik van de week weer geconfronteerd met zwarte zwanen. Journalist Cees Grimbergen stelt dat je betoverd kan worden door de verblindende verschijning van een exotische variant. Maar je hebt natuurlijk gewoon te maken met een arrogante negatieve zwaan. Een metafoor voor de mooie verhalen van onze pensioenfondsen over de investeringen van onze inleg. De saaie grootse, briljante, sterke en eerlijke Hollandse polderzwaan is verworden tot een verleidelijke, kleingeestige, egoïstische, misleidende en stelende wereldvariant. Het meest onder de indruk ben ik van de conclusie dat een groepje “happy few” bepaalt wat er in deze wereld gebeurt op het gebied van verdeling van algemeen goed. Daar ligt het probleem. In de ogen van deze mensen is het niet meer van ons maar van hun. De toekomst van de mensheid wordt ons ongenuanceerd voorgeschoteld. Rijkdom is niet meer gerelateerd aan gemeenschappelijke gezondheid of geluk maar aan eigen gezondheid en geluk. Ze zijn in de ban van de miljarden en beseffen niet dat ze feitelijk zelf verslaafd zijn geraakt aan noem maar op wat; macht, geld, seks, of willekeurig wat dan ook. Met mooie veren doen ze zich beter voor dan ze zijn. Maar hun echte vrijheid is verkocht aan de duivel en zijn ze kwijt. Ik moet er over op houden want ik word er ongelukkig van. Ik wil gewoon onbevooroordeeld naar dieren en mensen kunnen kijken en betoverd raken door de schoonheid van hun bestaan. Ik besef me dat ik ook gewoon een mens ben als ieder ander op deze aardkloot en zo geen haar beter in aanleg. Dus spreek me aan op mijn gedrag zodat ik me ervan bewust blijf dat ik deel uitmaak van het geheel en daar ook op terug mag vallen.

Wouter Kramer,                                                                                           column 40, 16-07-2015

zwarte witte zwaan

Kapers

laurens van de graaf

Ik woon al mijn hele leven in Dordrecht en toch word ik af en toe nog verrast. Voor het eerst ben ik met de fluisterboot door de historische havens van Hollands oudste stad gevaren. Ik bevond me in een overwegend Brabants gezelschap. Mijn voormalige schoonfamilie was op bezoek in het kader van een reünie en ik ben voor de boottocht bij hun aangeschoven. Gezellig zit ik naast mijn zwager die al 35 jaar in Rozenburg woont en een mooi staaltje heimwee ten toon spreidt door de passagiers op meer historische feiten te trakteren dan de gids en de schipper samen kunnen ophoesten.

Varend door de Voorstraathaven, passeren we de achterzijde van diverse monumentale panden. De schipper meldt terecht: “mooie gevel voor het pand, lelijk aan de achterkant”. Het oog wil ook wat, maar dat gold schijnbaar niet voor de schippers die destijds de bevoorrading verzorgden voor de winkels in deze straten. Anders is het in de Nieuwe Haven en de Kuipershaven, daar word je getrakteerd op prachtige historische voorgevels van de bloeiende handelsstad van weleer. Mooie koopmanshuizen en fraai uitgedoste pakhuizen strijden om de eer gezien en bewonderd te worden in al hun pracht en praal. Als we langzaam maar zeker, na een uitstapje op de Oude Maas, onder de brug aan de Boomstraat de Wijnhaven binnenvaren, hoor ik iets dat nieuw voor me is. Hier aan de Taankade bij de Kerksteiger woonden in de middeleeuwen enkele zeer beruchte Dordtse piraten. Nadat ze voor de Zeven Provinciën of voor zichzelf rooftochten hadden uitgevoerd en terugkeerden uit alle windstreken, zochten zij hier in de haven beschutting met hun snelle en zwaarbewapende kaperschepen. Talloze pakhuizen aan de Taankade lagen gevuld met brutaal geroofd goed. Onze schipper merkt op dat ook toen de opvatting van toepassing was dat je wel voor de staat, maar niet van de staat mag stelen. Waarom ken ik geen Dordtse piraat? Vraag ik me af. Ik ben tenslotte gevoelig voor geschiedenis. Dat zal ongetwijfeld te maken hebben met het illustere imago of de bedenkelijke daden van deze linke boekaniers. Wel, dit klopt! Kaper Laurens van de Graaf bijvoorbeeld, stond bekend als de Gesel van de West. De Spanjaarden waren ervan overtuigd dat hij een duivel was. Laurens stond in die tijd internationaal bekend als één van de meest gevreesde piraten. Hij had tientallen piratenschepen in zijn bezit en beroofde bekende steden en vloten. Men dacht dat de man die teksten van Shakespeare uit zijn hoofd kende, en aan boord orkesten liet spelen, demonische krachten bezat. Want hoe kon zo’n beschaafde man met het zelfde gemak honderden mensen een afschuwelijke dood in jagen? Het moet destijds een roerig gebeuren geweest zijn op de Voorstraat Noord. Al het gespuis dat van boord kwam om daar te hoeren en te snoeren. Ik kan niet anders dan romantisch fantaseren over Johnny Depp in Dordt. Kroegen vol met kleurrijk uitgedoste mannen en vrouwen, messen tussen de gouden tanden. Zeemansliederen, klinkende kelken en uiteraard regelmatig een stevige kloppartij. Broederschap, rijkdom en voorspoed. Alles dat meer dan twee generaties geleden gebeurt is wordt al snel met een heldensausje overgoten. Moet ik nu trots zijn op deze ruige stadsgenoten van weleer of dien ik mij te schamen? De werkelijkheid vervaagt maar mag niet verjaren. Ik besef me nu ineens dat bepaalt gedrag, dat ik afkeur in Dordt, weleens te maken kan hebben met het feit dat we nazaten van dit boeventuig zijn. Schoorvoetend kies ik voor het laatste.

Wouter Kramer                                                                                              column 39,  09-07-2015

Hittegolf

image

Deze week is het goed warm. De zomer is begonnen. Dat ik hier, een week geleden, nog aan twijfelde is alweer bijna uit het geheugen gewist. Zo gaat dat, ik ben ontzettend opportuun. Klagen is dan ook een heerlijke uitlaatklep om slap te ouwehoeren en een gelijk gestemd gesprekje te hebben. Eerlijk gezegd gaat dat makkelijker als iets tegenvalt dan wanneer er eigenlijk niet veel te klagen valt. Net zei ik tegen een collega dat het buiten bloedverziekend heet is, maar mijn collega vind dat het heerlijk weer is. Jaloers zoekt hij zelf ook even de zon op. Dat ik daarna toch gelijk krijg is dan wel weer prettig en zitten we weer op één klaaglijn.

Ik ben een echte bleekscheet en vroeger verbrande ik levend in dit soort omstandigheden. Smeren en oliën deed ik voor mijn werk zo’n beetje elke dag. Maar mijn eigen lichaam met smurrie behandelen zit niet in mijn systeem. Gezien de genetisch bepaalde gevoeligheid van mijn reukorgaan dien ik deze eigenlijk zelfs bij zwaar bewolkt weer in te smeren. De kleur doet nu reeds vermoeden dat ik elke dag mezelf laaf aan de beste zware Bordeaux wijnen van de betere jaargangen. Ik heb altijd een tube factor 50 bij me maar gebruik deze dus zelden. Dat is niet verstandig wat ik verbrand nu dus nog regelmatig. Tegen beter weten in want ik heb letterlijk mijn neus meerdere malen gestoten en het is wachten op een vervelend permanent gekleurde gok.

De pijnlijkste herinnering aan een verbranding heb ik ervaren tijdens een vakantie aan de Côte d’Azur. Als jonge knapen gingen drie maten en ik, vanuit een druilerig Dordrecht, met de nachttrein Linéa recta naar het zonnige zuiden. Op een vakantiepark bij Boulouris sur mer kwamen we vol goede zin aan en stonden we direct bloot aan de genadeloze koperen ploert die mijn spierwitte huid wilde omtoveren tot de zelfde gebronsde teint als van de plaatselijke badmeester. Dat er een knalrode tussenfase is bemerkte ik de dag erna al. Ik ben als een gek gaan smeren. Dat ik daarbij mijn tenen verwaarloosd heb of als niet verbandbaar achtte heb ik moeten bekopen met loshangende vellen en hoge koorts. Ik zag de hemel voor groene kaas aan. Twee dagen in het appartement, met mijn voeten in een teiltje met koud water, heb ik op de achtergrond mijn vrienden lol horen maken rond het zwembad. Als ze af en toe even kwamen kijken of ik nog leefde, en mij, enigszins aangeschoten, een koude klets aanboden heb ik beleefd bedankt voor de eer. Door deze rustperiode heb ik op zeker een zonnesteek voorkomen en heb ik verder een onvergetelijk zomervakantie gehad.

Eén keer in mijn leven heb ik een ongelofelijk mooie bruine kleur gehad. Dit was overigens niet in de zomer maar tijdens een wintersportvakantie. Ook dan word je vaak bloot gesteld aan veel zonneschijn. Toch maar even gauw een Aftersun crème halen bij de plaatselijke drogisterij. ’s Avonds voor het slapen gaan alles even lekker ingesmeerd met dit verkoelende goedje. Tot mijn verbazing stond ik de volgende ochtend naar een eikenhouten kop te kijken in de spiegel. Fantastisch! Nog nooit eerder was ik zo mooi bruin geweest. Totdat ik de zelfde kleur in mijn handpalmen ontdekte en ik er voorzichtig op gewezen werd dat we een zelfbruiner aangeschaft hadden. Ik zet voortaan wel een hoedje op, dat smeren wordt toch nooit wat ben ik bang.

Wouter Kramer                                                                                  column 38, 02-07-2015

Metropool

stedentrip berlijn

Stedentrips, daar zijn wij wel van. Inmiddels hebben we aardig wat binnen- en buitenlandse steden aangedaan en gaan we hier voorlopig nog wel mee door. Het is gewoon leuk om te reizen en verschillende indrukken op te doen. Toen ik jonger was verdiepte ik me vooraf in een stad en wist ik wat ik wilde zien of bezoeken. Dat daaraan grote rijen met wachtende medebewonderaars verbonden waren nam ik voor lief. Een aantal maal heeft dat ook zeker wel wat voor mij opgeleverd. Het museum van het Vaticaan bijvoorbeeld had ik voor geen goud willen missen. Maar boven op de Eiffeltoren of het Empire-state building ben ik niet geweest en daar heb ik eerlijk gezegd geen spijt van. Ik houd meer van de dingen die me persoonlijk raken. Of kan eerder wegdromen bij de gedachte hoe iets gebouwd is dan dat ik het persé opeengepakt moet beleven. Natuurlijk heb ik in het park du Champ-de-Mars de grootsheid van de Eiffeltoren bewonderd. Maar de hoeveelheid klinknagels op een vierkante meter, tussen de bogen en balken, vind ik waanzinnig. En natuurlijk ben op Fifth Avenue langs het Empirestate Building gelopen om vervolgens mijn nek te verrekken door de duizelingwekkende hoogte van het gebouw. Maar de poster met de bouwvakkers op stalen binten, in de kiosk verder op, maakt mijn maag week. De free-stylers op het plein voor de Notre Dame en de bluesgitarist onder de brug in Central Park maken de steden levend en van deze tijd.

Afgelopen maand zijn we in diverse steden geweest en hebben weer bijzondere indrukken opgedaan. Van het pittoreske Gorinchem met zijn vestingwallen, tot Dijon in de Bourgogne met zijn leuke parken en gezellige stadscentrum. Daarna nog een daagje Antwerpen waar we, na familiebezoek, uiteraard ook nog op de grote Markt belanden om ons helemaal te vergapen aan de diverse bouwstijlen. Barok, Gotiek en Renaissance strijden onderling om de aandacht en het klatergoud doet pijn aan je ogen. Onder het genot van een goeie pint houd ik dit wel even uit. Even een petje scoren voor mijn vrouw dan kunnen we hier nog uren genieten in de zon. Het contrast met onze laatste urban experience vind ik groot. We zijn een lang weekend naar Berlijn geweest. Deze metropool stond al een tijd op mijn verlanglijst en nu was het ineens zover. Als je uit Dordrecht komt ben je qua centrum bekend met geveltjes en straatjes die soms ontsierd worden door saaie nieuwbouw. Het zelfde geldt voor Antwerpen, Dijon en zelfs Gorinchem. Maar Berlijn lijkt in eerste instantie meer op Rotterdam. Weerzinwekkende littekens van granaatscherven in graniet getuigen van een pijnlijk verleden. Ons hotel lag in voormalig Oost Berlijn. Voor ons vreemd genoeg wat frivoler dan wat wij gezien hebben van West Berlijn. Mijn eerste biertje, nou ja, zeg maar bier! Dronk ik op een terrasje aan de Weißensee. Op loopafstand van ons hotel gelukkig. Want 30 graden in de schaduw ontneemt je elke ambitie om iets van de stad te zien. Als we uiteindelijk toch in het centrum van de voorheen gespleten stad terechtkomen mis ik een, voor mij bekend, oud stadscentrum. Mijn vrouw is eerder door de goede atmosfeer van de stad omarmd dan ik. Dat kwam pas toen ik mijn verwachting bijgesteld had. Ondanks de hitte hebben we genoten van dit wonder der hereniging. De combinatie van nieuw met oud en oost met west wordt gedragen door de bevolking van Berlijn en de stad ontvangt je. We hebben niet heel veel gezien maar gerelaxt. Stedentrip nieuwe stijl bevalt ons wel.

Wouter Kramer,                                                                                                      Column 37 25-06-2015

foto album angelique mobiel 213

Dubbeldam

dubbeldam1

Eén van mijn eerste ervaringen met Dubbeldam was dat ik er als pupil ging voetballen. Het veld van de plaatselijke trots lag naast het oude parkje Dubbelsteyn. Een voormalige buitenplaats van een rijke koopman uit de 18e eeuw. Of het echt waar is, of een hardnekkig gerucht, weet ik niet helemaal zeker meer, maar het voetbalveld stond er om bekend dat je voor de wedstrijd de koeien er van af moest jagen. Hoe de kleedkamer omschreven werd laat zich raden. Boeren! Noemden wij stadsjongens de Dubbeldammers.

Het is in het verleden nog een zelfstandige gemeente geweest op het eiland van Dordt. Dat de laatste burgemeester van Dubbeldam zelf in Dordrecht woonde heeft denk ik het lot van dit dorp bezegeld. In 1970 is Dubbeldam binnen de stadsgrenzen van Dordrecht getrokken en ingelijfd. Het is nu gewoon één van de vele wijken. Om te plagen noem ik de oorspronkelijke Dubbeldammers dan wel eens gewoon Dordtenaren. Terwijl je de ingezetenen er toch echt wel uitpikt. Deze buurtgemeenschap brengt bij mij gedachten naar boven over het Astrix en Obelix dorpje, ruwe bolsters en blanke pit, met de voeten in de vette klei. En verdomd, ze lijken ook nog op elkaar.

Mijn voormalige zwager kwam van Dubbeldam. Ook hij kon, ondanks zijn nozem uiterlijk in de jaren zestig op zijn easy rider Puch, niet verhullen dat hij een plattelands trekjes had. Zeker naarmate de jaren verstreken kon hij er zelfs qua uiterlijk niet meer omheen. De ongezouten mening en de grote klauwen deden de rest. Hele fijne vent trouwens met twee rechterhanden van goud. We hebben samen enorm veel werk verzet bij verschillende verbouwingen aan onze eigen huizen en bij diverse woningen binnen de familie. Aan zijn credo; “Hard werken, niet ouwehoeren en daarna bier, veel bier!” moest je niet tornen, anders kwam hij niet meer.
Dubbeldam heeft buiten een voetbalvereniging nog steeds allerlei faciliteiten die horen bij een eigen gemeenschap. En dat houden ze graag zo. Ik las van de week in de krant dat zwembad “de Dubbel”door burgerinitiatief wordt opgeknapt. Regelmatig kom ik bij de tennisvereniging om een toernooitje te spelen. En doen we boodschappen op het Damplein. Dan zie je veel Dubbeldammers bij elkaar en is de sfeer erg gezellig en gemoedelijk. Het dorpse karakter hebben de nieuwe Dordtenaren goed bewaakt en volgens mij geldt daar echt nog dat het belangrijker is wie je kent in plaats van wat je kunt.

Mijn hautaine opvatting, over een echte stadsjongen zijn, liep voor het eerst een deuk op toen ik later in Rotterdam mijn uitwedstrijden ging voetballen. Daar werd ik geconfronteerd met het feit dat zij ons de boeren uit Dordrecht noemden. Mijn verweer dat Dordrecht de oudste stad van Holland was werd met hoongelach weggewuifd. De slidings en tackles die voortvloeiden uit mijn frustratie deden geen goed aan mijn stelling. Dat alle voetballers uit Dordt door die patsers uit Rotterdam over één kam geschoren werden deed me daarna anders kijken naar mijn stadsgenoten uit Dubbeldam. Boeren komen uit dorpen als Alblasserdam en omstreken. Mogen dat duidelijk zijn.

Wouter Kramer
18-06-2015