Tagarchief: wouterkramer

Klanken

terphuis dordtse polder

Ik waande mij afgelopen zondag terug in mijn geliefde Dordtse polder. In het oude verlaten terphuis, midden in de uitgestrekte suikerbietenakker, probeerde ik de haard brandend te krijgen om zo mijn koude verkrampte lijf op te warmen. Urenlang had ik rondgezworven op deze stormachtige middag om, rond het “Bos van Waal”, de schuwe krakeendjes of de roerdomp te ontwaren.

Negen van de tien keer leverde het afstruinen van de ruisende rietkragen en de wilgenbossen niet veel bijzonders op, in ieder geval geen dingen die ik niet eerder gezien heb. Het is onvoorstelbaar dat je bij de derde buizerd, die machtige kapriolen uithaalt om de windstoten te pareren, al went aan de aanwezigheid van deze mooie roofvogels. Toch zijn deze wandelingen in de desolate polder, op een winterse middag, ongeëvenaard mooi. Het doet iets met je gevoel. Gure snijdende kou, flarden natte sneeuw tegen je gezicht en stekende pijnscheutjes in je handen doen je beseffen dat de elementen hier nog steeds de dienst uitmaken en je uiteindelijk dwingen om te schuilen. Het wordt dan iets survivalachtig. Ik probeer, met mijn vuurrode bevende handen, wat vochtige lucifers aan te strijken om zo omzichtig een vuurtje te stoken. Ondertussen geselt de wind de takken van de twee oude kastanjes die het huisje omzomen. Gierde fluittonen afgewisseld met klappen als van een zweep, komen van buiten naar me toe, terwijl het brandende hout begint te knisperen. Door de storm trekt de schoorsteen zo hard, dat het lijkt alsof de vlammen van het hout afgescheurd worden. Het dunne glas in de kleine ruitjes rammelt vervaarlijk en klinkt haast blikkerig, het is een kwestie van tijd totdat er één sneuvelt. Ik kan het bekende gerinkel van brekend glas al horen voordat het zover is. Als later de gele vlammen langzaam de invallende duisternis proberen te verjagen, kom ik tot rust. Lange bewegende schaduwen maken de kleine ruimte levendig en de zalvende warmte maakt me loom. Nu voel ik pas echt, wat deze afgelopen uren van me gevergd hebben. Ik doe mijn ogen dicht en door de bulderende storm heen hoor ik een kraai krassen. Zijn klaagzang sterft een langzame dood in de harde wind. Het wordt opgevolgd door het dwarrelende gekwetter van een zwermpje staartmezen, die neergestreken moeten zijn in de oude kastanje. Als een boei op zee moet deze boom redding gebracht hebben voor de kleine weggewaaide pluizenbollen. In gedachten zie ik ze fel heen en weer geschud worden terwijl ze zich stevig vastklampen aan dunne takjes. “Speels gemak” staat in mijn beleving centraal als ik aan vogels denk, zeker wanneer het stormt. Eenmaal huiswaarts zie ik een slechtvalk windkracht negen trotseren en duidelijk het pleit, zonder enige angst of moeite, voor zich winnen. Er is zeker geen behoefte om te schuilen. Nee, speelkwartier in het zwerk. Het is met volle teugen genieten voor de valk. En voor mij? Enige vorm van jaloezie kan ik niet onderdrukken.

Dan stoppen de geluiden en valt er een stilte. Een uur heb ik bij mijn zus thuis op een mat gelegen om een klankschaalmassage te ondergaan. Rustig ontwaak ik uit mijn sluimertoestand. De sessie is beëindigd. Alle zintuigen zijn zojuist geprikkeld en de klanken hebben een beeld geschapen uit mijn herinneringen. Na een kopje kruidenthee vraagt ze of ik nog een engelenkaart wil trekken. Waarom niet, bedenk ik mezelf. “En? Ga je dit nog met me delen?” Ik lees voor; Vreugde – Bezieling –  Passie.

Wouter Kramer                                                                                                        column 56, 03-12-2015

Calvijn

johannes Calvijn

Zuinig, dat komt bij mij naar boven als ik aan Johannes Calvijn denk. Deze, van origine, roomskatholiek nam afstand van de pauselijke pracht en praal en predikte in de middeleeuwen de soberheid. Het werd reformatie genoemd en dat houdt een hervorming in met als doel dat iets weer wordt zoals vroeger. En vroeger was alles beter, toch? Protestant gereformeerd. Duidelijke verwijzingen naar rebellie uit onvrede, bedoeld om een machtspatroon te doorbreken. Terug naar de basis. Dat dit niet zonder slag of stoot gegaan is weten we in ons achterhoofd wel, als we denken aan de beeldenstorm en de inquisitie. Calvijn beschreef zijn ideeën vanuit een humanistische gedachte. In die overtuiging heeft hij met zijn goede bedoelingen, op perkament geïnkt, getracht het menselijke in het geloof terug te krijgen. Een betere verdeling van al dat god geschapen heeft. Heldere afspraken over verdeling en gelijke rechten en plichten. “Wij zijn geen bezitters maar uitdelers” is een uitspraak van deze theoloog. Helaas heeft het ook tot extreme gelovigheid geleid en extremisme is niet vernieuwend maar juist dogmatisch doorgeslagen. Het is ongelooflijk paradoxaal, dat de geschiedenis zich nu schijnbaar weer herhaalt als je naar de laatste ontwikkelingen in de wereld kijkt. Laten we hopen dat deze cirkel een keer doorbroken wordt.

Volgens sommige historici heeft Calvijn het kapitalisme ingeluid. Hij achtte het rekenen van rente geoorloofd en predikte waarden als spaarzaamheid en vlijt. Als gevolg van het duidelijk nakomen van wat je afspreekt en versimpeling van de regels en deze goed documenteren, is met name de handel in de Nederlanden behoorlijk opgebloeid. Dit gedachtegoed vond in de gewesten boven de rivieren een vruchtbare bodem. De protestanten verdrongen de katholieken uit de polders en de steden. Het staat nu symbool voor de nuchtere Hollandse mentaliteit. Dordrecht was ook lang een sobere stad.

Vanwaar deze intro? Wel, ik sprak van de week mijn zus. Haar schoonmoeder is onlangs overleden. Ze vertelde me dat, net als onze eigen moeder, er met deze generatie vrouwen toch een apart soort Nederlanders verdwijnt. Ondanks allerlei verschillende geloofsbelijdenissen en windstreken kun je volgens haar deze hele generatie gerust calvinistisch noemen. Zuinigheid met vlijt, doe maar gewoon dan doe je gek genoeg en als je voor een dubbeltje geboren bent dan word je nooit een kwartje. Dit zijn gezegden die golden als leidraad voor je bestaan. Nederigheid, zuinigheid en ijver zat er in gebakken. Hongersnood en doodsangst tijdens de oorlog maakt ook wel nederig, lijkt mij. Wat zo typerend was aan onze ouders is dat alles gespaard en bewaard werd. Dozen met zegeltjes en diverse piekpijpen, voorraadkasten waar spullen opgestapeld werden waar nog geen uiterste houdbaarheidsdatum op stond. Weggooien was verboden. Norit werd dus nog veel verkocht! Verder werd alles dat overbleef zorgvuldig meegenomen. Suikerzakjes, melkcupjes, rietjes, hele bakken nasi enz. Alles verdween, onbeschaamd, in de onafscheidelijke schoudertas en nergens kon je lekkerder eten of drinken dan waar het goedkoop of veel was. Bij een duur restaurant of café viel de smaak toch altijd tegen en kwamen we vervolgens nooit meer terug. Maar, als we voor een dubbeltje op de eerste rang zaten, dan was het smullen en konden onze zuinige moeders intens genieten van geluk.

Wouter Kramer                                                                                                        column 55, 26-11-2015

zuinigheid

Alles went

alles went behalve1

…….behalve een vent. Dat is wat ik hier en daar wel eens hoor als ik me in vrouwelijk gezelschap bevind. Dat kunnen alleen zij bepalen neem ik aan. Hoewel er uiteraard ook mannen zijn die aan de grillen van een vent moeten wennen. Maar daar kan ik me niet helemaal in verplaatsen, dus dat laat ik hier gemakshalve maar even buiten beschouwing.

De veronderstelling, dat wij een lastig te beheersen verschijnsel zijn, doet vermoeden dat de overige zaken daarbij, voor vrouwen, een peulenschil zijn. Tenslotte alles, maar dan ook alles went! En er komen toch behoorlijk wat uitdagingen op hun levenspad voorbij. Wellicht ervaren vrouwen dit, in het licht beschenen van een relatie met een man, wel als een verademing. Hier wordt in mijn beleving wel een eigen graf gegraven. In zekere zin bewijzen wij mannen daarmee de vrouwen dus eigenlijk een grote dienst. Ik kan me namelijk wel een aantal zaken voor de geest halen waar ik als vrouw niet zomaar even overheen zou stappen. Desalniettemin went dit alles dus. Nu ben ik opgegroeid in een gezin met een moeder, twee oma’s, vier zussen en tientallen tantes en nichten. En weet dus uit ervaring dat klagen iets is dat erbij hoort. Wat me nu vreemd in de oren klinkt is, dat de onderwerpen van de klaagzang dus altijd over de onvolkomenheden van mannen of jongens zou moeten gaan. Niets is minder waar. Sterker nog, menigmaal diende er uitgehuild te worden tegen de brede schouder van een man en ook een luisterend oor bevond zich vaak aan een mannenhoofd. Met andere woorden; de vrouw went helemaal niet aan de ongemakken, pijnen en teleurstellingen van het leven. Het gezeur is misschien zelfs wel terecht!

Deze constatering zet me aan het denken. Ik ging er voetstoots vanuit dat de uitspraak: ”Alles went, behalve een vent” voor mannen, in deze door mij beoordeelde context, een negatief karakter heeft. Dat hoeft natuurlijk niet zo te zijn! Het ligt zelfs meer voor de hand dat het juist als positief punt aangehaald wordt. Men kan het beter interpreteren in de trant van; Het valt voor ons vrouwen allemaal niet mee, maar we gaan nu eenmaal om met onze repeterende ongemakken en pijnen. Hadden wij dit als vrouwen helemaal op onszelf moeten doorstaan, dan waren we als lemmingen van de rots afgesprongen. Gelukkig zijn mannen geen terugkerend ongemak en dus niet saai, voorspelbaar of pijnlijk. Nee, mannen zijn juist de rotsen in de branding en staan paraat op het moment dat je het niet meer verwacht. Tevens zijn ze er alleen als je ze het hardst nodig hebt. Daarbuiten heb je er geen ene klote aan en gaan ze hun eigen weg. Als brandweermannen in een kazerne, verzamelen ze zich in kantines en kroegen, om al kaartspelend en slap ouwehoerend de tijd te doden. Echter, wanneer de alarmbellen gaan rinkelen, dan nemen ze direct hun reddende taak op zich om hun eega’s bij te staan. Deze meerwaarde is ongeëvenaard, ongedefinieerd en onberekenbaar. Wij mannen zijn derhalve zo enorm belangrijk in hun leven, dat aan deze gelukzaligheid en houvast vrouwen nooit en te nimmer zullen, kunnen en willen wennen. Het enige dat nog ontbreekt, is een one-liner die de belangrijke rol van de vrouw voor de man benadrukt. Ik weet deze zo gauw niet te benoemen en daag vooral de vrouwen bij deze uit.

Wouter Kramer                                                                                                        column 54, 19-11-2015

Twee petten

het recht

“De rechters linkerhand beeft en weet niet wat de rechter doet.” Dat klinkt logisch maar is toch voor meerdere uitleg vatbaar. Het is uit een lied van Herman van Veen, dat ik me herinner uit mijn jeugd. Het gaat over helden en ik weet nog wel dat het indruk op me maakte. Mijn vader kwam regelmatig thuis met LP’s waar hijzelf stevig van onder de indruk was. Het witte album van de Beatles, Robert Long, Cornelis Vreeswijk en Herman van Veen. Allemaal met teksten, die je tot nadenken aanzet.

Nu zat ik van de week dus, met mijn collega, bij van der Valk in de lobby ineens met een rechter te praten. Dat is een aparte gewaarwording! Deze bijzondere verschijning is namelijk ook advocaat en behartigd voor ons zakelijk de belangen. De beste man is, ondanks zijn toegankelijkheid, duidelijk uit ander hout gesneden dan mijn collega en ik. Wat naar voren komt is “oud geld” ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat zijn familie, al generaties lang, goed in de slappe was zit. De kleine aardappel in de keel, waarlangs mooie volzinnen en dure woorden ontsnappen, doet de rest. Volgens mijn collega ziet de aristocraat er deze keer opvallend gewoontjes uit. In eerdere ontmoetingen heeft hij al diverse malen versteld gestaan over de uitdossing van de man. Memphis Depay kan dan nog niet eens in de schaduw staan van deze bon vivant. De kleurcombinaties schijnen pijn te doen aan je ogen en kunnen alleen gedragen worden door een man met enorm veel zelfvertrouwen en flair. De rechtsdienaar is van middelbare leeftijd. De omhoog kruipende haargrens en de enigszins grijzende baard staven mijn observatie. De wat dunner geworden coupe is volgens de laatste mode gekapt en laat vermoeden dat de knipbeurt niet voor een doorsnee arbeidersprijsje in de buurtkapsalon is verricht. Ondanks zijn enigszins grove uiterlijk straalt de man adel uit. Met strakke kleding van goede kwaliteit en in het bezit van schoenen, waarvan de oorspronkelijke eigenaar een puike ledersoort afgeleverd heeft. De specialist praat ons kalm en gedecideerd bij over de ins en outs van de juridische mogelijkheden en onmogelijkheden, waar wij mee worstelen. Recht en onrecht zijn vaak persoonlijke percepties en deze door de wol geverfde neutralist brengt ons telkenmale weer met beide benen op aarde. Het feit dat we hier te maken hebben met een advocaat, welke bij tijd en wijle ook voor rechter mag spelen is een vreemde gedachte. Wij hebben zakelijk namelijk regelmatig te maken met een conflict of interest, maar hij kan dus meerdere belangen dienen. Mijn fantasie gaat daar uiteraard mee aan de haal en ik zie hem in de rechtszaal al van de ene kant naar de andere kant sprinten om, met twee petten op, zichzelf in volzinnen tegen te spreken en op de vingers te tikken.

Als ik later, in de redelijk druk bezochte lobby, ontspannen aan de lunch begin kan ik even op mijn gemak de tafelgenoten op me in laten werken en de situatie overzien. Nu pas valt me op, dat de lieftallige serveerster niet voor niets glimlachend aan onze tafel verscheen als ze keurig netjes onze bestellingen opnam en afleverde. Het meest opvallend aan de advocaat is nu zijn bril. Een klein model met rond rood montuur, dat de man een jeugdig studentikoos uiterlijk geeft. Mijn collega heeft een bril op zijn neus staan waarvan een poot ontbreekt. De prothese staat daardoor zo scheef, dat het lijkt of ik hier mijn debiele broertje moet laten verdedigen door de oudere jongere raadsman.

Wouter Kramer                                                                                                    column 53, 12-11-2015

Proeven

bewust eten

Bewust bezig zijn met voeding. Dat is wat er op dit moment speelt in ons gezin. Kunstmatige kleur- geur- en smaakstoffen zijn uit den boze. E-nummers zijn een vloek en geraffineerde suikers de pest voor je lijf. Waar voorheen vaak de ingesleten patronen van het eetgemak de toon aangaven, wordt nu iets gevraagd over je beleving van smaak.

Zoet en zout zijn de meest aansprekende smaken die ik kan benoemen. Het lijkt er ook op, dat er zonder deze smaakbepalers geen smaak is. Ik ben volgens mij een zoetekauw. Als er gekozen diende te worden tussen nooit zoetigheid of nooit hartigheid meer op mijn brood, dan schafte ik de hartigheid af. Met name rozenbotteljam en appelstroop zijn al sinds mijn jeugd zekerheidjes op mijn boodschappenlijstje.

Nu word ik uitgedaagd om weer te proeven wat ik eet of drink. De eerste reactie is laf of flauw als er minder suikers of zouten inzitten. Ik heb sterk het idee, dat tegenwoordig alles met opzet extra gezoet en gezouten wordt om alle voedingswaren aantrekkelijker te maken om te consumeren. Als ik nu een, volgens de verpakking, 0% vet 100% biologisch Grieks yoghurtje met bramen tot mij neem, smaakt dat heerlijk zoet. Tevens doet de vermelding op de verpakking mijn brein laten geloven dat ik ongelooflijk gezond bezig ben.

Toen ik echter, gedreven door de “terug naar de natuur” methode in ons gezin, een vers yoghurtje met echte rijpe bramen at, voelde ik me toch enigszins in de maling genomen door het eerder gegeten toetje. Het verse toetje smaakt lang niet zo zoet als de eerste en om de smaak van bramen te ervaren moet ik echt even mijn best doen. Dat werpt toch wel wat vragen op. Ik kan natuurlijk niet voor een ander spreken, maar ik word niet graag belazerd. Niet dat ik er van uit ga dat alles wat ik kant-en-klaar koop per definitie slecht is.

Toch vraag ik me af wat de ethisch verantwoorde gronden zijn om me te verwennen met zoveel zoet en zout waarbij het de vraag is of het op termijn gezond is voor me. Doordat we nu thuis afgestapt zijn van kant-en-klaar voedsel en eerst uitgaan van de biologische basis waarbij alle kruiden, smaakversterkers en ingrediënten zelf toegevoegd worden, ervaar je nieuwe smaken. Je moet weer gaan proeven! Dat is overigens nog best lastig. Proeven doe je namelijk niet alleen met je mond, ook je neus en je geest worden betrokken in je beleving van smaak. Het hebben van een eigen moestuintje heeft ons daar bewust van gemaakt. Het tomaatje, dat we uit een zelf opgekweekt plantje hebben zien rijp worden, smaakt per definitie goed! Ook als de geur van vers geplukte bieslook aan je handen zit, weet je al dat je omelet heerlijk smaakt. Je bevestigd dit nog even aan tafel: “proef je wel hè, die verse bieslook.”

Dan kan het al helemaal niet fout meer! Dat smaken ook uit je ervaring en geheugen komen wordt duidelijk als ik tijdens een whiskyproeverij letterlijk met mijn neus op de feiten wordt gedrukt. Ik word uitgedaagd om te benoemen wat ik ruik en proef als ik het gouden vocht aangeboden krijg en vervolgens een nipje door mijn mond laat rollen. “Whisky!” Dat lijkt me duidelijk, daar zit ik hiervoor, beetje zoet, beetje karamel schat ik in… als de vriendelijke connoseur ons lachend vertelt dat we een bijzonder goede rum geproefd hebben, voel ik me voor de tweede keer deze week belazerd. Daarna probeer ik, in de aangeboden whisky’s, smaken uit mijn geheugen naar boven te toveren. Wat is dat nog moeilijk zeg. Maar ik ga deze uitdaging graag aan.

Wouter Kramer                                                                                                       column 52, 05-11-2015

 

 

www.gezondenfitmetangelique.nl

Kinds

adhd

Dure woorden worden er tegenwoordig gebruikt voor allerlei aandoeningen. Dit heeft te maken met de huidige gevoeligheid van de mens. Op zijn minst dient het interessant te zijn. Ook voor deze moderne gevoelskwaal is er ongetwijfeld een chic woord, maar dit terzijde.

Mijn oma wist op een gegeven moment van voren niet dat ze van achteren nog leefde. Een vreemde gewaarwording, want deze kranige vrouw had een hele familie, buurt en diverse verenigingen regelmatig door moeilijke tijden geloodst. Ook ik heb er altijd een veilig heenkomen gevonden. Wanneer ik door mijn ouders als vervelende driftkikker naar buiten getrapt werd, kon ik bij oma altijd uithuilen en weer tot rust komen. “Je bent gewoon een druk manneke. Daar moet iedereen nog aan wennen, ook jij zelf. Komt vanzelf goed, want je hebt een hartje van goud.” zei ze dan. Niks geen dure woorden. Stel, ze had mij vertelt dat ik een hyperactieve disorder met een autistisch spectrum had, waar mogelijk asperger of narcisme aan verbonden was. Juist dan zou ik gedacht hebben dat ze gek geworden was. Wat een vreemd moment om het over groenten en bloemen te hebben, daar kwam ik niet voor. Ik wilde steun!

Toen ik, enkele jaren later, mijn moeder vroeg wat er met oma aan de hand was omdat ze van die rare praat deed, zei ze: “Oma wordt seniel.” Ik vroeg: “ Is dat een beetje hetzelfde als debiel?” “Nee!” was het resolute antwoord van mijn moeder. “Oma is kinds aan het worden. Wat betekend dat ze terug gaat naar haar kindertijd en steeds jonger wordt in haar hoofd totdat ze weer baby is.” Dat begreep ik tenminste. Het was jip-en-janneketaal van hetgeen ik voor mijn ogen zag gebeuren. Tegenwoordig wordt, in mijn beleving, klare taal node gemist. We moeten de laatste tijd rekening houden met duizenden gebreken, die omslachtig benoemd worden. Het PDD-NOS ADD kereltje weet inmiddels feilloos dat hij op een speciale manier benadert dient te worden en handelt daar onbewust naar. Als je met vage klachten naar de specialist gaat en de diagnose fibromyalgie wordt gesteld, krijg je spontaan overal pijn in je lijf en toch op zijn minst in je hoofd.

Zo niet in het geval van oma. Ze was immers dement! Ook dat is een combinatie van symptomen en daar zijn wel zo’n vijftig ziektebeelden van, de één nog gecompliceerder dan de ander. Maar het zal haar een worst geweest zijn. Daar gaat het om; ben je je geest of ben je je lichaam? En wat beteken je daarin voor een ander? Wie miste ik nu eigenlijk? Oma, die me met zalvende woorden tot rust bracht of oma waar ik tegenaan kon zitten en me met haar zachte handen beet hield? Laat ik er niet te moeilijk over doen en gewoon zeggen dat ik mijn oma miste. Al dat geleuter. Maak het niet te ingewikkeld. Zeg gewoon wat je ziet, hoort of voelt! Dus als ik ooit dement ben noem me dan maar gewoon kinds als mijn kleinkinderen daar naar vragen. En vertel verder dat ze niet zo druk moeten doen als ze op bezoek komen. Laat ze daarna buiten lekker uitrazen, om vervolgens bij hun krasse oma even op adem te mogen komen.

Wouter Kramer                                                                                                       column 51, 29-10-2015

Indian Summer

indian summer

De herfst heeft zijn intrede gedaan en voor het eerst heb ik afgelopen weekend aan handschoenen gedacht. Op de fiets deed mijn linkerduim zeer toen het dunne windje er langs aaide. Buiten de dalende buitentemperatuur heeft dat ook te maken met de helende snijwond die daar zit. Dit beschadigde lichaamdeel heb ik overgehouden aan het snijden van een verse ananas. Een behoorlijk verraderlijke vrucht, al zeg ik het zelf. De buitenkant van deze tropische vrucht is robuust en redelijk hard, maar met een stevig, goedgeslepen keukenmes kun je, met enige moeite, door de bast heen drukken. Daarna echter dring je door tot het geniepig zachte gele vruchtvlees van deze schaap in wolfskleren. Als door warme boter schiet het scherpe staal zich richting de hand welke de ploert op zijn plaats probeert te houden. “Shit! Wond, diepe wond! Godgloeiende, in de hel na sissende, kolere ding.” De onlangs genoten BHV herhalingsdag van mijn vrouw komt goed van pas en even later zit ik met een wit gezichtje mijn verbonden duim omhoog te houden. Terwijl ik zielig een beetje aan het bijkomen ben van de schrik, maakt mijn vrouw, met gevaar voor eigen leven, de klus vakkundig af.

Nu sneed dus alleen de wind nog in mijn duim. Het weer oogde vanachter de dubbele beglazing een stuk aangenamer dan het daadwerkelijk was en ik ben er een beetje door overvallen. Je kent dat wel. Ineens is het daar. Het kantelpunt van een aantal zaken. Wel of geen sjaal, wel of geen plu mee voor de zekerheid, wel of geen handschoenen aan. Maar eerlijk gezegd is het heerlijk nu. De herfst op zijn fijnst. Het is, bij aanvang, een fantastisch seizoen. Elke mooie nazomerdag voelt als een cadeautje om genadig afscheid te nemen van het hoogseizoen en ons zachtjes te doen wennen aan beschermende kledij, wanneer je niet meer voldoende door de zon opgewarmd wordt. De verandering beleef je gewoon. Het voelt anders, ruikt anders en oogt anders. De omlaag gedwarrelde bladeren bezitten soms onmogelijke kleuren. De esdoorn bij ons achter heeft zijn frisgroene lover omgetoverd tot diverse knalrode schilderijtjes met gele en purperen nerven. Alles vergaat langzaam en de vertering wordt zichtbaar in de verschillende soorten paddenstoelen bij ons in het park. De enigszins muffe geur van vergankelijkheid geeft dat kenmerkende eerste gevoel van melancholie dit najaar. Het maakt de geest klaar voor omschakeling. Ondanks dat het tegenwoordig niet meer nodig is, kijk ik instinctief naar noten, fruit en hout om een voorraad aan te leggen. Ook is het eerste sixpack bockbier ingeslagen en de onmiskenbare kruidnagel- en gebrande moutgeur van dit seizoenbier dringt zich, na een jaar, een weg in mijn geheugen naar boven. Als het zojuist geïnstalleerde houtkacheltje voor de eerste keer brandt en het knetterende hout langzaam maar zeker de kamer verwarmt en de sfeer bepaalt, loopt het water me in de mond. Ik haal een mooie glazen bokaal achter uit de buffetkast. Spoel deze, na de zomerstop, even fris om onder de koude kraan. Onder het onmiskenbare sissende geluid van de ontsnappende geest uit de fles, wordt de kroonkurk gelicht. Terwijl er in de keuken een kruidig notenbrood langzaam maar zeker gaar wordt in de oven, de schuimkraag van het bockje wat inzakt en een pagina van mijn nieuwe boek “Holland, natuur in de delta” mij een plaatje voorschotelt van een Indian Summer in de polder, voel ik me een gezegend mens. Het pijnlijke voorval met de on-Hollandse vrucht is alweer helemaal verdrongen.

Wouter Kramer                                                                                                       column 50, 15-10-2015

Vol

oude wijsgeer

Je zou zeggen dat je in een mensenleven nog evolueert. Dat je altijd informatie en levenservaring opslurpt en zo geestelijk maar blijft doorgroeien. Het idee van de oude grijsaard met de lange baard boven op de berg die alles weet, kent en gezien heeft.

Ik weet niet of dit voor een ieder is weggelegd. Het lijkt me fantastisch om later gezien te worden als de man waar je terecht kan voor advies en innerlijke rust. Ik ben een beelddenker en zie mezelf inderdaad ook in alle sereenheid op de besneeuwde bergtop zitten in mijn zetel. Volmaakt gelukkig en tevreden. Wachtend op de zwoeger die de moeilijke reis ondernomen heeft om, via mij, als een wijzer en uitgebalanceerder mens weer af te dalen naar de bewoonde wereld.

Wat me de laatste tijd echter bekruipt, is het gevoel dat er toch wel iets plaats moet maken om wat nieuws te herbergen! Ik ben nog gezegend met een goed geheugen, maar de tand des tijds gaat zijn tol eisen. Nieuwe indrukken en uitdagingen worden in het brein geperst. Het idee ontstaat dat langzaam maar zeker de opslagruimte vol raakt. Er verdwijnt onderweg wel eens wat op zolder in een doos. Ik weet volgens mij nog wel waar deze staat wanneer ik hem nodig mocht hebben. Het is de vraag of ik de inhoud me nog voor de geest kan halen als er meerdere dozen staan! Ik kan het me nu nog niet goed voorstellen maar wellicht heb ik bewust of onbewust al het een en ander weggegooid om ruimte te creëren. Als dat zo is dan vraag ik me af of ik het stadium van oude wijze grijsaard wel bereik? Ondanks dat ik al even onderweg ben, voelt het alsof ik nog een lange weg te gaan heb. Als ik dan nu reeds wat kwijtraak, dan rijst de vraag of ik de top wel haal. Het feit dat ik last van hoogteziekte heb is wellicht een teken aan de wand! Er zijn twijfels dus! Kun je gewoon vol zitten? Net zo wanneer je zwaar gaat tafelen; op een gegeven moment kan er niets meer bij voordat er wat verteerd en geloosd is. Werkt dit ook zo voor je geestelijk vermogen? Is het bereiken van een wijze oude ziel niet gewoon des persoons? Is deze steun en toeverlaat al niet wijs voordat de zetel op de berg betreden is? Het zal toch wat zijn als ik de lange weg naar boven ondernomen heb, om plaats te nemen in de zetel en dat degene die daar al zit me met enkele gerichte vragen en rake teksten gewoon weer naar beneden stuurt. Wat zeg ik! Dat ik, zo in twijfel geraakt ben dat voor ik het zelf door heb, alweer halverwege op de weg terug ben. Ik denk dat er ook wel steeds wat ruimte gemaakt moet worden om de zaak een beetje in beweging te houden. De uitdaging om na te denken en bij te stellen vind ik wel belangrijk. Ondanks het feit dat ik eigenwijs en overtuigd van eigen gelijk ben, denk ik graag na over wat anderen beleven en wat hen bezighoudt. Dat maakt dat er ruimte moet zijn om stugheid en conservatisme niet vast te laten roesten. Die ruimte kan dan denk ik alleen maar ontstaan door regelmatig op te schonen. Dan bedoel ik niet dat wanneer je tachtig biertjes op hebt, je de volgende dag niets meer kan herinneren en wel een miljoen hersencellen om zeep geholpen hebt. Nee, gewoon flexibel blijven in je geest. Het kind in jezelf behouden en onbevangen dingen achter je laten en vergeten. Misschien is de weg naar wijsheid wel juist een stapje terug? Ik ga er eens rustig over nadenken als ik aan het opruimen ben.

Wouter Kramer                                                                                                       column 49, 08-10-2015

Kleine vluchteling

kleine vluchteling

Het houdt de gemoederen bezig. De wereld wordt weer geconfronteerd met volksverhuizingen. De spanning is te snijden en dat heeft natuurlijk alles te maken met angst. De vorm van de angst is wel ongekend uiteenlopend. De ene mens heeft angst voor de dood van zijn kinderen en de ander heeft angst voor een vreemdeling in de straat. Als er zoveel mensen op de vlucht zijn, dan is het probleem van een omvang welke rechtvaardigt dat er hulp geboden wordt. Huis, haard, familie, vrienden en vertrouwdheid, alles wordt achtergelaten omdat de dood men op de hielen zit. De mensen die nu het geweld verlaten hebben, zijn financieel nog bij machte geweest om te vluchten. Ik vrees voor de arme ongeletterde sloebers welke geen kant op kunnen.

We dienen de problemen dus wel in perspectief te blijven zien. Over het algemeen wordt het verliezen van een kind als het ergste dat een mens kan overkomen beschouwd. Nu zag ik laatst een foto in de krant van een peuter die levenloos met zijn gezicht in de branding van de zee lag. De pose laat niets aan de verbeelding over. Dit kind is dood. Zo te zien aangespoeld na een fataal voorval op de middellandse zee.

Ik word hier stil van en bedenk mezelf: Waar doe je het voor? Deze vluchtpoging is mislukt. De ouders van dit kind hebben een afweging gemaakt, waar de meeste kansen op overleven voor hun kroost geboden kon worden. Ze zijn de conclusie gekomen dat een overtocht op zee, in een gammel bootje, minder risico met zich meebracht dan blijven in de situatie waar ze zich tot dan toe bevonden. Dus waar doe je het voor? Hun kind is dood! Wat zou ik doen? Wachten tot ik opgehaald zou worden door barmhartige redders die mijn kinderen op een veilige manier naar betere oorden kunnen brengen of zelf actie ondernemen en vluchten?

Nog een keer kijk ik naar de foto. Ik denk aan de tijd dat het jochie vrolijk het leven tegemoet gelachen moet hebben. Ik heb daar wel een beeld bij. Ook kan ik me zijn angst inbeelden en zijn verdriet en pijn. Als je zelf kinderen hebt, lijkt het moeilijk voor te stellen dat je dit jochie ziet als handelswaar. Het kind vertegenwoordigd geld. Er moet betaald worden om dit prille leven een plaatsje in een overvolle sloep te laten verkrijgen. Mensenhandel is lucratief en dankzij de verkoop van wapens en het creëren van verdeeldheid, een onuitputtelijke bron van inkomsten. We weten allemaal dat je geen plaats in de hemel hoeft te verwachten als je willens en wetens een hulpeloos kind in een gammel sloepje de zee op stuurt. Toch gebeurt het. “5000 euro, meneer! Anders laat ik het joch hier gewoon op de kade staan.” Na betaling is de mensensmokkelaar degene die het kind waarschijnlijk zelf het bootje in tilt.

Is het de ver van mijn bed show? Neem ik als belastingbetaler genoegen met het feit dat we peperduur wapentuig naar andere landen sturen, maar geen geld overhebben voor transport van vluchtelingen. Hoe dan ook, mensen in doodsnood houd je niet tegen. Moeten daarvoor eerst hun kinderen dood dan? Ik hoop het niet. Dat kan ik niet uitleggen en dan klopt het niet voor mij.

Wouter Kramer                                                                                                       column 48, 01-10-2015

Thuiswerken

12-WEB-thuiswerken-color

Dat heb ik ook nog even gedaan. De oplossing voor het fileprobleem en nog een groene gedachte ook! Er werd door de zaak een computer bij mij thuis in de serre geïnstalleerd en allerlei, voor die tijd, vooruitstrevende apparaten werden bijgeleverd. Ik had er de ballen verstand van, maar voelde me wel heel modern en interessant. Ik dacht: “Kan ik eindelijk eens ongestoord mooie beleidsplannen gaan schrijven. Zonder afleiding doorwerken en meters maken.”

Ik neem aan dat dit wel zou kunnen werken voor de geconcentreerde disciplinefreak. Maar voor mij was er geen enkel ongestoord moment. Dat lag aan mij. Ik word namelijk zeer snel afgeleid. Dat was al zo op de lagere school, waar ik meer naar buiten keek dan naar het grote zwarte krijtbord. Dat was in dit geval niet anders. Heb je enig idee hoeveel vogeltjes er zich in je tuin ophouden op een doordeweekse ochtend? Wel, ik ben inmiddels een kenner. Het gedrag is ongelofelijk complex en het duurt weken voordat je enige patronen en verhoudingen ontdekt hebt. Toen ik deze fase door was heb ik me weer vol overtuiging op mijn verantwoordelijke zakelijke taken gestort. In een vluchtig moment van focusverslapping viel me op dat er, na de bouw van de serre, enige afwerkklusjes zijn blijven liggen. Dat stoort en dient opgelost te worden. Het blijft anders knagen en komt zo niet ten goede aan de zakelijke belangen. Dus eerst even klussen uiteraard. Dat het werk waar ik voor betaald werd er niet onder geleden heeft komt door de enorme inzet tijdens kantooruren om de opgelopen achterstand in te halen. Mijn werkgever heeft, omwille van de veiligheid, uiteindelijk een streep door deze manier van werken gezet. Hij vond het niet verantwoord meer toen ik, met een kwast in mijn handen, wakker werd in het ziekenhuis. Heel erg gevaarlijk, dat thuiswerken boven op een ladder.

Thuiswerken is een breed begrip. Ik werk inmiddels natuurlijk ook weer thuis, maar dan buiten werktijd. Dat wordt door menigeen onder het hebben van een hobby verstaan. Dat is niet helemaal waar. Sommige klussen blijven een opdracht en deze zal ik nooit leuk gaan vinden. Alles dat met het vak schilderen te maken heeft, behalve aflakken want dat is zichtwerk, vind ik een “kloten”klus. Omdat ik mijn baan als plezierig ervaar, houd ik soms wat energie over voor het klussen. Het gaat echter te ver om dit hobbyen te noemen. Daar moet je natuurlijk ook vreselijk mee uitkijken want dat is niet goed voor je onderhandelingspositie. Dat thuiswerken van alle tijden is, hoorde ik toen ik hierover een tennismaat sprak. Die wist te melden dat zijn broer destijds, voor zijn nummer, hospik bij de landmacht was en in den lande controles moest uitvoeren bij jonge dienstplichtige soldaten die zich ziek gemeld hadden. Aangezien er op het platteland altijd wel een drukke periode was: zaaien, hooien, oogsten, noem maar op, trof hij menig boerenzoon aan in bed met het stro nog in zijn haren. Als hij dan de dekens wegtrok lag de potige kinkel met de stront onder zijn klompen in zijn nest te stinken. Zware hooikoorts in het rapport en naar de volgende! Prachtige verhalen zijn dat. Ik zal voor mijn zaak niet snel meer thuis werken. Inmiddels ken ik mezelf redelijk goed en probeer ik balans te houden. Als ik nu weleens onder werktijd een boodschapje doe of een columnpje schrijf, zie ik dat maar als omgekeerd thuiswerken. Ecologisch wellicht niet helemaal verantwoord, maar wel zo veilig.

Wouter Kramer                                                                                                       column 47, 24-09-2015