Tagarchief: wouterkramer

BARBAREN

psp 1971

Waarom doe je deze naam eer aan? Het is een term die gekoppeld is aan een beleving. Waar komt het dan vandaan? Het is ooit voortgekomen uit onbegrip. Toen de oude Grieken en Romeinen hun territorium agressief aan het uitbreiden waren, stuiten zij op allerlei volkeren welke zij niet verstonden of begrepen. Daar ontstond een term voor: “Barbaren”. Later zijn de onbegrepen Berbers vernoemd naar deze term en hun woongebied werd Barbarije genoemd en strekte zich uit over heel Noord-Africa. Nu zien we Barbaren als mensen “zonder geweten”, wat doe je jezelf aan!

Als ik denk aan de mensen die een bomgordel omdoen, om doelbewust andere mensen te doden en leed te bezorgen, dan kan ik niet anders dan dit barbaars vinden. Als er inmiddels in ieder Europees land, in stadsdelen, Arabisch als voertaal gesproken wordt, kun je niet anders concluderen dat we weer van elkaar vervreemden en elkaar als Barbaren beschouwen. Waarom doen we elkaar dit aan, is dan de vraag. Wat bezielt iemand om, zich zo te laten indoctrineren, zijn leven op te geven en dat van anderen te nemen en te verzieken? Deze ongelooflijke wilskracht, overtuiging en motivatie kan volgens mij, juist in positieve zin, gebruikt worden om bergen te verzetten ten behoeve van het eigen levensgeluk en dat van al je medemensen. Haat is verloren energie, talent en tijd. Schijnbaar geeft het geloof, in een andere tijd, met nieuwe vooruitzichten genoeg aanknopingspunten om dit leven te verruilen voor een sprong in het duister. “Geloven” wordt hiermee “zeker weten” en daarmee is de geest uit de fles. Het slaat nergens meer op! Niemand is gediend bij geweld door een dogmatisch eenzijdig gelijk. Ik heb enorm veel boter op mijn hoofd en dacht dat iedereen zou begrijpen dat de vrijheid, die sprak uit de verkiezingsaffiche van de Pacifistisch Socialistische Partij uit 1971, door iedereen in de wereld omarmd zou worden, omdat er nu eenmaal niets mooier is dan de naakte waarheid en –vrijheid van het heden. Nederland als losgekomen natie uit Christelijke verboden en helse vooruitzichten. Tolerantie, ruimdenkendheid, solidariteit en vrijheid van meningsuiting en geloof. Wie kan daar nu op tegen zijn en het was een kwestie van tijd totdat we allen, in één grote polonaise over de hele wereld, de liefde zouden vieren. Ik vrees, dat een huidige politieke partij wel duizend en één nachten nadenkt voordat ze zo’n affiche laten drukken. Vooral geen aanstoot geven! Ik zie zelfs Geert Wilders niet in zijn blote piemel, voor de volgende verkiezingen, op een poster verschijnen met een gebroken geweer in zijn hand. Als we nu nog een liberaal standpunt willen innemen, zullen we ons barbaars op moeten stellen en de grenzen dicht moeten gooien om onze verworvenheden, rijkdom en gedachtegoed te beschermen. Barbarisme alom, we begrijpen elkaar niet meer en zijn niet meer bereid om te communiceren. Het is makkelijker om te bombarderen. “Wij” gooien hun land plat, “zij” gooien onze infrastructuur plat. Allemaal onder het mom van het beschermen van de eigen perfecte stam. Waar houdt dit op? We breken zwangerschappen af als het Downsyndroom geconstateerd wordt. Deze mensen zouden van geen waarde zijn. “Niet normaal, geen toekomst en duur voor de maatschappij”. Nee, de Wereld is gebaat bij intelligente, goed geschoolde, talentvolle mensen. Dat hebben we in Europa goed voor elkaar. Allemaal goed opgeleid, allemaal gerespecteerd, allemaal verzorgt, allemaal gehoord en velen toch zo verknipt, gefrustreerd en gestoord. We zijn terug bij af. Barbaren kennen elkaar niet. Geen begrip. Dat is pas debiliteit!

imageWouter Kramer                                                                                                column 71, 24 maart 2016

 

PRETLETTERS

image

Ik kan niet anders zeggen, dat ik weer aangenaam deelgenoot geweest ben van het grootste gezin uit mijn familie. Alle zeven waren ze er, vijf broers en twee zussen. Net als ik, en nog meer van mijn familieleden, zijn deze neven en nichten inmiddels wees. Mede daarom waren we bijeen om onze tante, één van de laatste der Mohikanen uit het gezin van onze ouders, voor haar 80e verjaardag te verrassen met een surpriseparty.

Het terechte middelpunt van de belangstelling was mijn tante. Haar zo typerende pretoogjes hebben de hele dag gestraald. Verder heb ik enorm genoten van mijn gezellige familie. Maar de vrolijke Flippo’s hebben weer een onwisbare indruk op me gemaakt. De jongste broer loopt dansend naar de bar om bier te halen en zijn oudere broer haakt vrolijk springend in. Aan een grote tafel zitten deze Dordtse Waltons elkaar stevig op de hak te nemen en niemand wordt gespaard. Uiteraard doe ik hier en daar nog een extra duit in het zakje en tot tranen toe wordt er gelachen. Wat zo typerend aan dit gezin is dat, wat er ook gebeurt, het optimisme overheerst. Het werkt ongelooflijk aanstekelijk en de eerste impuls bij al deze pretletters is “lachen”. Hoe dan ook, de mondhoeken gaan altijd vanzelf omhoog. Zelfkennis lijdt tot zelfspot en dat werkt enorm in het voordeel van het groepsgevoel.

Vroeger als kind kwam ik er vaak op bezoek. Het grote gezin van oom, tante en zeven kinderen woonde in Wielwijk op de tweede verdieping van een portiekflatje in de Cornelis Evertsenstraat. Als je tegenwoordig negen polen in zo’n portiekflat laat wonen wordt je opgepakt! Destijds ging dit gezin er gewoon mee om. Nou ja gewoon, er gebeurde natuurlijk altijd wat. Mijn oom hield, net als veel van zijn tijdgenoten, van klassieke muziek. Zijn oudste zoon had de liefde voor de muziek van hem geërfd en wilde dit met de gehele flat delen. Dat het genre echter hardrock was kon mijn oom niet bekoren en als hij schreeuwend net boven Deep Purple uitkwam om te godverren of dat het zachter kon, zette mijn neef, met zijn dwarse kop, de muziek gewoon helemaal uit. Dan maar voetballen met zijn allen achter de flat. Wanneer ik dan één van de broers een zaaier gaf, moest ik voor de volgende hard voor mijn leven rennen waarbij een ander spontaan begon te janken. De vierde wist sussend de gemoederen weer tot bedaren te brengen. Even later zaten we gewoon met z’n allen weer te lachen en te dollen. Hoogtepunten waren gezamenlijke maaltijden. Vrijdag was patatdag en de meiden stonden emmers vol met grote aardappelen te schillen. Intussen werd het Ossewit langzaam heet en werden er dozijnen eieren gekookt. Voor mijn tante maakte het daarbij niet uit dat er meegegeten werd. Of je nu voor negen, of voor tien of elf personen eten maakt. Met z’n allen rond de grote tafel was het een georganiseerde bende. Ongelooflijk hoeveel er door het gezin geconsumeerd werd en hoe een ieder er mee omging. Het feit, dat ik er graag en veel kwam, zegt genoeg. Dat dit gezin nu nog altijd veel plezier aan elkaar beleefd is in het kleine flatje ontstaan door geduld, liefde en humor. Allemaal zijn ze verschillend maar wel één hecht gezin. Nooit vergeet ik ook het lachende gezicht van de bakker die fluitend de halve inhoud van zijn kar iedere dag daar afleverde en de goedgemutste melkboer die volgens mijn neef, van de destijds geleverde zuivel, nu nog steeds een Rolls Royce rijdt.

imagewouterkramer                                                                                                         column 69, 10-03-2016

 

BLOTE VOETEN

van Bommel

Vorige week was ik, voor mijn werk, een paar dagen in Londen. Nette kleren en schoenen heb ik meegenomen en alles diende in een klein koffertje te passen want we reisden licht, met alleen handbagage. Mijn collega’s dachten dat ik hierdoor geen ruimte meer had voor sokken want het viel hen op dat ik deze dagen met blote voeten in mijn schoenen liep. Niets is echter minder waar, ik draag namelijk al jaren geen sokken meer.

Dit komt door Ruud krol. Deze ongelooflijk getalenteerde linksback van het Nederlands elftal uit ’74 gaf een aantal jaren geleden een interview vanuit Egypte waar hij toen bondscoach was. Wat de reporter toen opviel was, dat de strak geklede held onder zijn maatpak geen sokken in zijn schoenen droeg. Bij navraag naar deze opmerkelijke constatering had Ruud de volgende verklaring: “kijk, wij waren destijds onze tijd ver vooruit. Onder aanvoering van Johan legden wij een hele nieuwe vorm van het spelletje op de mat. Als backs moesten wij er over de vleugels opkomen en dan een voorzet geven op de spitsen. Totaalvoetbal heette dat. Alle tegenstanders hebben we er mee overbluft en mijn moment van glorie kwam tegen Brazilië. Mijn voorzet op Cruijffie ging de hele wereld over en na de wedstrijd bevonden we ons in de zevende hemel. We zweefden als engeltjes door de kleedkamer. In hogere sferen was ik beland en ik heb nog nooit engelen met sokken aan gezien. Daarom heb ik na het WK nooit sokken meer gedragen.” Tijdens dit interview dwaalden mijn gedachten af naar mijn eigen engel. Deze zit namelijk al sinds mijn jeugd op mijn schouder. Het komt door mijn opa, wiens derde doopnaam niet geheel toevallig “Engelbertus” is. Als knaapje kreeg ik van hem een oud Dordts tegeltje met een engeltje erop. Laatst heb ik deze op zolder weer eens opgezocht toen het ter sprake kwam. “wees maar zuinig op je beschermengeltje Wouter” zei hij. “Je gaat hem nog genoeg nodig hebben.” Alsof hij wist dat ik nogal wat risico in mijn leven legde en er geknokt diende te worden voor mijn plek in het geheel. Wel, ik kan niet anders zeggen dan dat het uitgekomen is. Ik heb de beschermengel gekoesterd en ingezet. Vanaf dat moment van bezinning zijn bij mij ook de sokken uit mijn kledingassortiment verdwenen. In eerste instantie heb ik daar best aan moeten wennen en heeft het me hier en daar nog wat blaren opgeleverd. Inmiddels weet ik niet meer beter. Toch word ik nog wel eens geconfronteerd met wat ongemak omtrent mijn blootsvoets optreden. Laatst diende ik werkschoenen te dragen bij een terreinbezoek van een opdrachtgever en dan is het niet fris om in gebruikte schoenen te stappen zonder sokken. Ook in Londen moest ik het ontberen van sokken even voor lief nemen. Ik had nieuwe schoenen meegenomen die ik een week eerder in Brugge aangeschaft had. Echte van Bommels in de uitverkoop. 50% korting op een prijs die ik nooit voor schoenen zou uitgeven. Ook nu was de prijs nog steeds een veelvoud van mijn normale budget. Dat ik ze toch aangeschaft heb komt eerlijk gezegd voort uit een stukje frustratie. Mijn vrouw heeft laatst in haar “Imelda Marcos modus” een aantal investeringen gedaan waar ik op zijn zachts gezegd mijn verontwaardiging over uit gesproken heb. Nu is het mijn beurt! dacht ik, met de chique zwarte pattas in mijn handen. Tijdens een ochtendwandeling door St. James’s park voelde ik de stugge krengen in mijn vlees snijden en leek het alsof mijn engel expres zijn pijlen op mijn pijnlijke voeten afvuurde.

Wouter Kramer                                                                                                      column 66, 18-02-2016

image

HET JAAR VAN…………….

chinesehoroscoop

De geit. Ja, dat is het op dit moment nog. De Chinese kalender loopt net wat anders dan de onze. We gaan binnenkort over op het jaar van de aap. Om de zoveel tijd en meestal rond de jaarwisseling word ik geconfronteerd met dierenriemen. Dat heeft natuurlijk alles te maken met verwachtingen, hoop en (bij)geloof.

Ik ga hier nu niet zeggen, dat ik de nuchtere Hollands man ben die niet gevoelig is voor deze niet exacte wetenschap. Er is meer tussen hemel en aarde en dat is af en toe nog erg grappig ook. Door twee vrouwen ben ik weer eens helemaal bijgepraat. Ten eerste door mijn lieftallige jonge collega, die een hoopvol jaar tegemoet gaat en alvast een voorschot wil nemen op haar geluk door de waarzeggingen over haar horoscoop te peilen. Wanneer ik haar vraag of ze al gekeken heeft of het “haar” jaar wordt, kijkt ze me een beetje geitachtig aan. Niet zo vreemd in het jaar van dit kuddedier. Tot dusver had ze zich beperkt tot haar Westerse sterrenbeeld en deze Leeuwin gaat een druk en boeiend jaar tegemoet volgens de zodiakkenners. Leuker wordt het, wanneer ze na enig Googlen ontdenkt dat ze een aap is en het, volgens de Chinese kalender over een paar weekjes, haar jaar wordt. Het feit dat ze nu niet alleen meer een leeuw, maar dus ook een aap is, vergroot haar wereldbeeld enorm. Zoals dat gaat omarmt mijn collegaatje de herkenbare raakvlakken van haar karakter met de kenmerken van haar dieren. De meest gunstige voorspellingen worden er uitgelicht en onderstreept. Het wordt een mooi jaar! Als ze terloops nog even kijkt welke combinatie haar liefdesleven gunstig kan beïnvloeden komt ze uit bij een relatie met een rat. Niet geheel toevallig wist ik dit natuurlijk al en ik kijk haar op mijn meest zelfverzekerde manier aan. “Jij bent een rat zeker” stelt ze. “Heel zeker!” is mijn lachende antwoord. Nu is de beer los. Op kantoor worden alle sterrenbeelden grondig uitgeplozen en alle combinaties worden vergeleken. Hilariteit alom. Later die week zit ik met een vriendin de perikelen van de huidige mondiale ontwikkelingen te overpeinzen. Gelukkig zijn we geen zwartkijkers en houden we het luchtig. Dat is ook wel zo prettig, want we zijn te gast bij onze dochter in die leuke lunchroom No 38, op het Statenplein in Dordt, waar het gezellig druk is. Zij stelt dat, op macro niveau, het jaar van de geit bewaarheid is geworden. Het typische kuddedier is op drift geraakt en als er één schaap over de Bosporus is, volgen er meer. Zo had ik het nog niet bekeken maar het is natuurlijk wel waar. Zij houdt haar hart vast voor het aankomende jaar van de aap. Volgens haar een groepsdier, welke zich gaat indekken voor behoud van bezit en territorium. De tekenen aan de wand zijn er al en ondanks alle goede bedoelingen en naoorlogs Europees gedachtegoed moeten we wellicht accepteren dat we deze krachten over ons heen moeten laten komen. De zieners, sjamanen en profeten zullen toch niet alles uit hun duim gezogen hebben. We gaan het beleven. Over een weekje of zo zijn de sterrenbeelden weer naar de achtergrond verdwenen en gaan we over tot de orde van de dag. Om nu toch nog even de voorzienigheid vast te houden heb ik, op de vraag van mijn vriendin wat er na het jaar van de aap ons te wachten staat, op de Chinese astrologiesite gekeken en 2017 wordt het jaar van de haan. Fier en trots zal deze bonte verschijning zijn veerkracht en schoonheid gaan tonen. Dat is een mooi perspectief.

Wouter Kramer column 63, 21-01-2016

INSPIRATIE

writersblog1

Wekelijks een stukje schrijven. Hoe werkt het voor mij? Eigenlijk is het schriftelijk communiceren en schrijven iets dat me de afgelopen tijd goed afging. Gek gezegd vind ik het bijvoorbeeld makkelijker dan lezen. Ik denk dat het te maken heeft met mijn onrust. Ik ben snel afgeleid en kan de concentratie niet lang vasthouden. Op dit moment ben ik dan ook weer even klaar met dit stukje en sluit deze alinea af. Alleen nog even opslaan. De kop is er af en ik ga even wat anders doen.

Zo. Terug achter mijn toetsenbord. Maar ik weet eigenlijk niet wat ik moet opschrijven. Ik heb het momenteel erg druk. Op het werk is het volle vaart vooruit en privé gebeurt er ook genoeg. Op zich ligt me dat wel, alleen moet ik wel in de gaten houden dat ik niet te veel hooi op mijn vork neem. Dan stijgt de druk en word ik een soort snelkookpan waarvan het overdrukventiel verstopt zit. Mijn vrouw merkt dit meestal als eerste en een gesprongen adertje in mijn oog, of wat rusteloze nachten, zijn voor haar een teken aan de wand. Ergens vermoedt zij dat ik, net als een vrouw, een periodieke hormonenwisseling heb. Alleen dan met een cyclus van, pak hem beet, een kwartaal. Klinkklare onzin uiteraard en vrouwenpraat. Gewoon een beetje stress af en toe, dat is alles. Schrijven werkt voor mij, in dezen, therapeutisch. Dit heb ik voor het eerst ontdekt door verdriet en ellende van me af te schrijven in heel moeilijke omstandigheden. Voordat ik deze milde ontladingsvariant ontdekt had, was er een tijd waarbij ik dat soort frustraties van me afschreeuwde. Dat bleef niet geheel onopgemerkt en ondanks dat het mij opluchtte, was de omgeving daar niet altijd even blij mee.

Nu ben ik deze week dus door de omstandigheden een beetje opgedroogd. Te druk, geen tijd, geen fut. Oftewel, geen inspiratie! Altijd heb ik gedurende de week wel een moment dat ik een column voel opkomen, maar nu is er geen zaadje gepland. Mijn notitieboekje is leeg gebleven en ondanks dat er wel iets door mijn hoofd spookte, is het niet blijven hangen. Hoe dien ik nu toch iets op papier te krijgen waardoor ik mijn wekelijkse stukje proza kan overleggen? Goed beschouwd heb ik totaal geen verplichting. Ik ben aan niemand hiertoe iets verschuldigd. Toch is het vrijwillige karakter van mijn, uit de hand gelopen, hobby er eigenlijk een beetje af, nu ik het binnen een serieus ontstane groep lezers verspreid. Daar moet ik niet moeilijk over doen, want het vervult mijn behoefte tot erkenning. Ik heb het eerder gemeld: “ik heb een streelbaar ego”. Waar de drijfveer ook vandaan komt, ik heb vanuit mijn karakter wel een stok achter de deur nodig om consequent te zijn. Dat is de onrust, troost ik mijn geweten. Misschien ben ik wel gewoon lui? Die beoordeling laat ik liever aan een ander, maar vertel het me vooral niet. Ik zou nu gewoon even een week kunnen overslaan, dat heb ik wel meer gedaan als ik op vakantie was. Geen probleem, niemand die hier iets van gaat zeggen. Het gevaar echter zit in het feit, dat dan het gemak er insluipt en de stok achter de deur weggehaald is. Ik ken mezelf! Een excuus is snel gevonden. Daarbij kan ik het ook nog eens goed verkopen, ook aan mezelf. Indien ik nu mijn schouders er even onderzet en me druk maak, vind ik heus wel voldoende energie en aanknopingspunten voor een goed verhaal. Toch laat ik het even zo, het is goed. Bekijk het allemaal maar! Volgende keer beter. Tijd voor de Writer’s Tears whisky.

Wouter Kramer                                                                                                      Column 62, 28-01-2016

Buitenaards

computer voor dummie

Ik word met mijn neus op de nieuwe tijd gedrukt. Ik zit nu bijvoorbeeld achter mijn computer. Tenminste, dit is eigenlijk gewoon een schrijfblok. Het toetsenbord, beeldscherm en de muis die ik tot mijn beschikking heb, zijn niet van mij. Noch heb ik invloed op het programma waar ik mee werk en beheers ik alleen de truckjes die mij aangeleerd zijn. Ik log ’s morgens middels een code in en dan kom ik via een externe server in een programma dat voor me afgekaderd is. Ik kan niet buiten de lijntjes lopen en Big Brother is watching me. Dat is misschien maar goed ook, want als ik me met de programmatuur zou moeten bemoeien of wanneer ik iets zou moeten herstellen na het bezoek aan een obscuur websijtje dan ben ik reddeloos verloren en totaal niet productief meer voor de baas!

Vroeger, toen ik mijn aversie, lees angst, voorbij was en mijn eerste PC aanschafte, heb ik er nog een cursus tegenaan gesmeten. “Omgang met de PC.” Het certificaat zit gewoon tussen mijn diploma’s. En terecht! Het is één van mijn moeilijkst behaalde getuigschriften. Ik weet nog goed dat ik met die verdomde muis dat irritante pijltje op geen enkele wijze op het beoogde doel stil kreeg. Ik voelde me een gefrustreerde kat die achter een stuiterbal aan sjeesde. Het beeldscherm dat ik voor me had was zwart met groene letters en beeldjes. Begrippen als rom, ram en dos kwamen voorbij en ik kreeg een slap soort singletje in mijn handen gedrukt om in de ratelende kast te laten verdwijnen. Heel Amerikaans klonk het allemaal “floppy disc” en “insert file”. Door een buurman op de dijk, waar ik destijds woonde, werd ik, na meerdere keren vastgelopen te zijn, verder wegwijs gemaakt in deze voor mij onbegrijpelijke materie. Ik heb momenten gehad dat ik deze ietwat corpulente medemens er van verdacht, dat hij ’s nachts contact had met buitenaards leven. Hoe kon het toch zijn dat deze traag ogende timmerman dit wonder der techniek volledig in en uit elkaar kon halen en ook nog eens alle vormen van verbindingen en mogelijkheden van de nieuwe digitale wereld beheerste. Wat zeg ik? Hij was een tovenaar! Ik heb hem weleens om zes uur in de ochtend bij mij weg moeten sturen terwijl zijn ogen haast licht gaven en hij mij gemeen sissend vertelde dat ik geduld moest hebben omdat hij bijna klaar was met een volledige update van mijn hopeloos verouderde PC. Ik heb het apparaat daarna dagen niet meer aangeraakt omdat ik bang was dat ik, in mijn onnozelheid, zijn werk zou vernietigen. Na een weekje durfde ik weer voorzichtig Tetris te spelen.

Ik weet, als product van mijn generatie, nog redelijk veel van onder andere natuur, geschiedenis en techniek. Kortom, ik kan gerust zeggen dat ik een redelijke algemene kennis heb. Deels opgedrongen door verplichte vakken op school, deels door interactie met de medemens en een brede interesse. Wat me laatst overkwam was dus een vreemde gewaarwording. Ik kon niet met de mensen om me heen meepraten, laat staan meedoen. Onze kinderen bespraken wat computeropties en toonden enkele trailers van games, waarbij me gevraagd werd wat ik er van vond en of ik even de controller wilde bedienen. De ballen verstand heb ik er van en ik moest afhaken. Over ballen gesproken, ik verdenk mijn voormalige buurman ervan dat hij, in opdracht, stiekem met ons genetisch materiaal heeft zitten kloten op zijn zolderkamertje. Er loopt een generatie marsmannetjes rond tegenwoordig.

Wouter Kramer                                                                                                      Column 61, 07-01-2016

e.t. phone home

De ekster

eksterhoutkachel

Afgelopen week lag er, voor mij, een cadeautje onder de boom, waar ik als nordmannetje spontaan mijn naalden van zou verliezen. Het kan er dus niet lang gelegen hebben aan de staat van het sparretje te zien. Want het liefdevol opgetuigde naaldboompje stond bij onze dochter en schoonzoon, in hun appartementje aan de Lange IJzerenbrugstraat, nog mooi te pronken. We hadden ons daar als gezin verzameld om eerste kerstdag te vieren en presentjes uit te wisselen. Ondanks de prachtige verpakking liet de vorm van dit kerstgeschenk namelijk niet veel aan de verbeelding over. Het onmiskenbare handvat en het tapse dunne, maar stevige, blad deed mijn gespeelde nieuwsgierigheid overkomen als een slecht geacteerde toneelvoorstelling. Dit gold overigens niet voor de Kerstman die verantwoordelijk was voor de aanschaf van dit cadeau. Duidelijk vissend naar een goedkeuring over zijn keuze, liet zoonlief, tussen neus en lippen door, even merken dat hij hier over nagedacht had. Na een bevestigend knipoogje, met de mededeling dat ik nu geen scherpe zaag meer hoefde te lenen, glundert dit Kerstmannetje van oor tot oor. Geven is wat dat betreft altijd weer net zo fijn als ontvangen.

De dag erop ben ik met mijn nieuwe aanwinst, bij ons in Zuidhoven, fluitend het park in gewandeld. Quasi nonchalant de bloedscherpe zaag onder mijn oksel geklemd, als ware het de normaalste zaak van de wereld dat je met dit stuk gereedschap een ommetje maakt. Overigens zijn mijn vrouw en ik, sinds we een houtkacheltje hebben, toch al een aparte verschijning in de buurt. Tijdens het uitlaten van de hond verzameld zij stokken die elk ander persoon weer weggooit als ze hun hond uitlaten. Zo niet mijn vrouw. Het heeft trouwens ook helemaal geen zin. Onze hond is volkomen onbekend met het concept “apporteren”. Dit tot verdriet van ons gezin, de vreemde blik in de ogen van het beestje als er een stok wordt weggegooid geeft absoluut geen hoop voor de toekomst wat dat betreft. Onze viervoeter is eigenlijk alleen maar bezig met; plasje, drolletje en snel terug naar de bank op de schoot bij de bazin. Onverschillig over de vreemde blikken uit de buurt komt mijn vrouw sinds kort thuis met armen vol aanmaakhout. Ik pak het nu dus anders aan. Een lullig takje is aan mij niet besteed. Als volleerd lumberjack houd ik huis in ons park. Keken de buren al vreemd naar mijn vrouw, dan staan ze nu perplex als ik vriendelijk groetend voorbij loop met een enorme boomstam op mijn schouder en dat een keer of tien. Niemand die hier iets over zegt trouwens, of dat dit uit verbazing, beleefdheid of angst is, laat ik maar even in het midden. Ik merk dat ik nu met heel andere ogen door ons park loop. Het herinnerd me aan de tijd dat ik een huis aan het verbouwen was. Als een ekster was mijn blik destijds gericht op alles dat ik eventueel gebruiken kon. Soms gewoon wat mensen weggegooid hadden en soms op het randje van pikken. Nu bekijk ik het hout ook weer met een eksteroog: “Het wilgenhout is wel dik maar erg licht, het essenhout zaagt weer een stuk lastiger en de beuken kan ik beter maar laten staan voordat ik opgepakt word.” We zijn nu een week verder en de verzameling hout bij ons in de tuin vordert gestaag. Het beeld, dat hiervoor achter onze schutting het decor bepaalde, is verplaatst naar ons eigen terras. Als we nu door ons achterraam naar buiten kijken ziet het er nog gezellig uit ook. Nu maar hopen dat ik een bijl voor mijn verjaardag krijg.

Wouter Kramer                                                                                                        column 60, 31-12-2015

De dagen

kabouter ig

Zeven, zijn het er. Voor elke dag één. Dat weten ze zelf niet, want er werden nog helemaal geen dagen geteld. Alleen het leven kenden ze en elk van deze wezentjes heeft daar een eigen gevoel bij. Je kunt stellen dat het paste bij het karaktertje.

Zo heb je het kleine gele elfje dat, door de geringste zonnestraal opgewarmd, vanzelf een glimlachje op haar gezichtje krijgt. Het aandoenlijke wezentje krijgt iets vertederends en je wordt vrolijk als je haar ziet ronddartelen in de zon. Donkere dagen zijn voor haar een kwelling en dan trekt ze zich terug op haar plaatsje voor het raam, hoopvol, in trance, kijkend naar de plaats waar de zon tevoorschijn moet komen, wanneer het wolkendek mocht breken. Het liefst zou ze de korte winterdagen doorbrengen in een winterslaap met de zevenslapers op zolder.

Zo niet het spookwezentje met de grote ogen. Zodra de duisternis intreedt, komt dit schuchtere, bruine, trolletje uit zijn schuilplaatsje. Dansend naar de maan gaat hij het fladderende spel aan met de motjes en de vleermuizen. In volstrekte stilte danst hij de duisternis in om met volle teugen te genieten van lange donkere winteravonden. Zijn grote ogen continu wijd open om de nachtjagers in de gaten te houden. In een moment van extase bij volle maan heeft hij zijn ogen van puur plezier eens dichtgeknepen. Gelukkig werd hij die nacht weer uitgespuwd door de grote uil die hem gegrepen had. Trolletjes wassen zich nooit en zijn daardoor enorm vies.

Het derde schepseltje heeft nog nooit iemand gezien maar is altijd aanwezig. Ze wordt het gewetentje genoemd, er is geen moment dat ze er niet is. De ene keer zeer nadrukkelijk en de volgende keer sluimerend op de achtergrond. Nooit verzaakt ze, met haar tomeloze energie altijd bereid om je bij te staan. Voor de goede observeerder laat ze de kleur zien die op dat moment je kunt waarschuwen dat je beter even naar haar kan luisteren.

Dan heb je nog de mooie witte eenhoorn. De zuivere verschijning die je altijd weer naar huis terug lijdt wanneer je verdwaald bent. Heb je goed naar gewetentje geluisterd, spring dan maar bij eenhoorn op zijn rug en hij galoppeert je zo terug naar het rechte pad. Hoe ver hij ook verwijderd lijkt en niet altijd in het zicht, de eenhoorn staat paraat op elk gewenst moment.

Waar denk je aan als je aan wetenschap denkt. Een boek. Precies en daar zit boekenworm in. Met het kleine brilletje op zijn neus en zijn iets te grote hoofd zorgt dit bedaarde grijze rupsje ervoor dat je altijd terug kan grijpen op de ervaring van je voorouders. Geschiedenis en overlevering maken dat je niet steeds de zelfde fouten hoeft te maken. Desnoods vertelt boekenworm het je duizend keer. Hij vindt dat prachtig en het verveelt hem nooit. Eigenlijk vindt hij het heerlijk als er naar hem geluisterd wordt.

Verder is er één die niet ontbreken kan, omdat ze de oorsprong van alles in zich heeft. Het prachtige zeemeerminnetje met de azuurblauwe staart is in alle zeeën, meren en rivieren aanwezig en speelt met het water om de golfslag en de beweging te vieren. Als alles dreigt stil te vallen en de dans uit het leven verdwijnt, slaat ze met haar krachtige staart op het water en begint de wereld weer te draaien.

Als laatste is er nog het groene drukke kaboutertje dat veel gezien wordt met een klein pintje donker bier in zijn knuistje. Hem maakt het allemaal niet zoveel uit als hij maar in gezelschap is. Een klein kroegje heeft hij gebouwd waar het goed toeven is. Als waardig gastheer ontvangt de kleine waard met de rode koontjes alle zes van zijn medewezentjes even gastvrij en bevestigd daarmee de liefde, het respect en de vriendschap.

Wouter Kramer                                                                                                        column 59, 24-12-2015

Buren

buren

We hebben nieuwe buren naast ons gekregen. Een jong stel waarvan zij niet uit Dordrecht of zelfs de Drechtsteden komt. Dit wordt duidelijk als ze je aanspreekt. Je hoort direct dat haar afkomst onmiskenbaar ten noordwesten van ons ligt. Wanneer mijn nieuwsgierigheid te groot wordt en ik hier navraag naar doe, blijkt deze vrolijke flapuit uit IJmuiden te komen.

“Hallo buurman, de heg tussen ons staat helemaal scheef en die willen we weg hebben.” Was mijn eerste kennismaking met deze kordate jongedame. De nieuwe buurman, die achter haar staat, grijpt omzichtig in en nuanceert de eerste indruk die is ontstaan. “ik zal ons even voorstellen, wij zijn de nieuwe buren en ik zal maar meteen even vermelden dat het hart van mijn schat op haar tong ligt.” Buuv moet even lachen en beaamt dat ze de etiquette even overgeslagen heeft, maar dat dat natuurlijk niet zo bedoeld is. Haar ontwapenende lach en lichte schaamrood op de kaakjes onderstrepen haar excuus. Het is in ieder geval een bijzonder prettige verandering na onze vorige buren. Geen onaardige mensen, maar gevormd door een zeer streng Christelijk geloof beten zij nog liever hun tong af dan met ons te communiceren. Ik heb een keer meegemaakt dat de buurman op een holletje voor me uit liep om maar niet met me te hoeven praten. Ik wilde de beste man er even op attenderen dat er bij ons een tuinfeestje aan zat te komen, maar bij elke bocht die ik nam zag ik alleen de wapperende punten van zijn jas. Toen ik uiteindelijk na een vreemde achtervolging bij zijn achtertuin aankwam bleek de angsthaas verdwenen en hoorde ik de achterdeur in het slot vallen. “Stik dan lul”, dacht ik. Vanavond muziek voluit en schijt aan de buren!

Nu gaat mijn vrouw met de buuv een bakkie doen in de stad en zijn we over en weer al bij elkaar op visite geweest. Niet dat ik nu zo familiair met mijn buren hoef om te gaan, maar het is gewoon prettig als je in je directe omgeving wat aanspraak hebt. Beide waren we dat ook gewend vanuit onze eerdere buurtomgeving. Er valt ook wel winst te halen voor de toekomst van ons Nederlanders. Nu de nadruk steeds meer komt te liggen bij duurzaamheid en het delen van goederen, kun je het meest eenvoudig bij je buren terecht. Waarom moeten wij in de straat bijvoorbeeld allemaal een grote uitschuifladder hebben, terwijl we deze van elkaar kunnen lenen? Maar dat geldt natuurlijk voor zoveel spullen. Niet dat ik alles met mijn buren wil delen uiteraard. Als ik een buurman mijn vrouw vriendelijk hoor groeten en goedkeurend zie kijken dan denk ik: “nee vriend! Strikt persoonlijk!” Vroeger werd er veel van elkaar geleend in de buurt. Echter, toen iedereen het financieel beter kreeg werd alles zelf aangeschaft. De interactie in de buurt nam dan evenredig af. Als je elkaar niet meer nodig hebt leef je soms volledig langs elkaar heen. Het is dan ook voor meerdere zaken goed dat we aan de slag gaan met de saamhorigheid. Parijs is wat dat betreft nu wel even het centrum van de wereld. Als we daar, met zijn allen, de duurzaamheid omarmen dan zullen we vanzelf weer meer met elkaar gaan delen. Ik hoop dat daardoor de onderlinge verhoudingen ook normaliseren. Wij zijn er in ieder geval op vooruit gegaan met onze buren. Morgen ga ik maar eens een kopje suiker lenen bij één van mijn buurvrouwen. Je moet toch ergens beginnen nietwaar!

Wouter Kramer                                                                                                        column 58, 17-12-2015

Boek

havik

Ik heb gisteren mijn boek uitgelezen. Op zich is dat natuurlijk niet iets vreemds. Echter heb ik er alweer spijt van dat ik het, voor mijn doen, zo snel heb uitgelezen. Ik had het namelijk ook even weg kunnen leggen, zoals ik met meerdere van mijn boeken doe. Zonder enige schaamte kan ik mededelen dat ik momenteel met drie boeken bezig ben. Correctie met vier. Correctie, als ik het boek in ons huis in Frankrijk meetel, vijf. Inmiddels ligt er ook alweer een nieuw boek klaar dat enorm aan te trekt. Grote kans dat ik daar nu aan begin, voordat ik een ander boek uitlees.
Dit laatste boek hield me, met grote felgele geschubde klauwen stevig in haar greep. Ik heb dat niet vaak, nu kon ik het gewoonweg niet lang dicht laten liggen. Ten eerste trok de kaft me enorm. Een jonge Havik kijkt me zo doordringend aan alsof deze wil zeggen, “luister, ik weet dat je me ziet want ik volg je overal!” Ten tweede gaat het verhaal over de valkerij, geschiedenis en rouwverwerking. Deze ingrediënten triggeren mijn nieuwsgierigheid en beroeren mijn ziel. Daarbij lopen de drie boeiende verhalen naadloos in elkaar over, alsof ik weer in een aantal boeken tegelijk bezig ben.

Geloof me, ik heb het echt geprobeerd. Ik heb het boek omgedraaid weg gelegd, getracht geconcentreerd televisie te kijken, sudokootjes op te lossen in de krant, maar niets hielp. Continu hoorde ik het boek naar me fluisteren: “Pak me dan, als je me loslaat vlieg ik weg, volgend hoofdstuk vertel ik je waar dit vandaan komt en als je doorleest begrijp je wat ik bedoel.” Dat alles maakte mijn verlangen om te lezen onweerstaanbaar. Het voelde alsof ik een junk was. Ik moest het boek wel pakken om mijn drang te bevredigen. Nu de laatste pagina is dichtgeslagen, ben ik nog high en voel ik me rijk en wijs. Wat gaat komen is het gemis, dat weet ik zeker, ik voel het al opkomen. Daarom heb ik het snel uitlezen ook steeds geprobeerd uit te stellen. Het komt niet veel voor dat je iets in handen krijgt dat je zo enorm veel voldoening geeft. Dat wil je niet loslaten, maar het einde komt toch altijd weer in zicht. En nu dus veel sneller dan ik uiteindelijk wilde. Het moet zo zijn, het is een onderdeel van het leven. Gelukkig gaat er altijd weer een deur open als er achter je één dicht gaat.

Ik ben benieuwd of het volgende boek ook weer dat gevoel bij me oproept, of dat ik terugval in mijn oude patroon. Waarschijnlijk dat laatste, omdat ik nu misschien weet waar dat gedrag vandaan komt. Bang voor verslaving? Ondanks dat ik weet, dat angst is een slechte raadgever is, hoort het schijnbaar bij mij. Zo leer je jezelf steeds beter kennen. Het is een proces. Wanneer er een oordeel over me geveld wordt, of mijn karaktertrekjes fijntjes benadrukt worden, ben ik het daar niet altijd zomaar mee eens. Dan rijst de vraag of ik mezelf beter ken dan mijn beoordelaars. Het zal nog wat gesprekken, boeken, films en overpeinzingen nodig hebben om mezelf helemaal te leren kennen en mijn angsten te overwinnen.

Mocht je nieuwsgierig zijn naar dit boek en niet bang zijn om het in één keer uit te lezen. Oftewel, omgaan met die angst, dan kan ik het van harte aanbevelen. Onthoud dan dat de H van High, ook die van Havik is.

Wouter Kramer                                                                                                        column 57, 10-12-2015