Tagarchief: wouter kramer

IN DE VOETSPOREN TREDEN

column 72

Afgelopen week ben ik met mijn “eigen” kinderen op vakantie gegaan. Als drie-eenheid zijn we een week met elkaar opgetrokken in het boerenstulpje in Frankrijk. Bij het graven in onze herinnering kwamen we tot de conclusie dat het zeker vijf jaar geleden is dat we gedrieën op vakantie waren.

Destijds waren we inmiddels redelijk op elkaar ingespeeld, na het verlies van de spil in ons gezin. Mijn dochter had, tegen wil en dank, de vrouwelijke niche ingevuld en mijn zoon had het verlies van zijn moeder aangegrepen om met mij en zijn zus de band te versterken en zo de leegte op te vullen.

De afspraak die we gemaakt hadden: “Dat we niet naar de kloten zouden gaan”, was tot zover gelukt.

Het ergste dat ons toen kon overkomen was dat men ons zielig zou gaan vinden. Dat wilden we niet! Trots zijn we de toekomst tegemoet getreden en nu kunnen we, na tien jaar, terugkijken op het resultaat van onze stoere overlevingsstrijd.

Begin dit jaar hebben we besloten dat het tijd werd om weer eens met zijn drieën wat qualitytime met elkaar door te brengen. Dat idee is ondersteund door onze partners. Het lag voor de hand dat we naar het vertrouwde huisje in Frankrijk zouden gaan. Daar liggen veel herinneringen en kunnen we ons volledig in gemak op ons zelf en onze geschiedenis richten. In de aanloop naar deze week zijn er al wat spullen verzameld om mee te nemen. Langzaam maar zeker ben ik wat CD’s en DVD’s bij elkaar gaan zoeken. Achter in de kast, de hele serie van “Only fools and horses” en wat oude films boven water getoverd. En onder in de CD-lade Cornelis Vreeswijk, Herman van Veen en Ja Zuster, Nee Zuster weer afgestoft. Dochterlief regelt de belegde broodjes, dropjes en andere bekende etens- en drinkenswaar voor onderweg. Zoon neemt wat alcoholische versnaperingen mee, voor als we eenmaal gearriveerd zijn en zorgt, zoals altijd, voor wat spellen om de avonden te vullen. Midden in de nacht pik ik achtereenvolgens die meid en daarna die gozer op. Van mijn schoonzoon krijg ik nog het laatste album van Asterix de Gallier mee. Eenmaal onderweg haal ik met m’n zoon wat anekdotes uit diverse Asterix albums op en de toon is gezet. De eerste lachtraantjes lopen al over de wangen. Als we de grens met België passeren wordt uit volle borst “Suzanne” van Herman meegezongen en bij de overgang van België naar Frankrijk deinen we mee met “Bakker de Baksteen” van Cornelis. Onderweg al een heerlijk vers stokbrood gehaald bij een lokale patisserie. Daarna de eerste Franse lekkernijen ingeslagen. Goed gemutst rijden we de Morvan binnen en even later wordt in ons huisje de houtkachel opgestookt. Onthaasten is het woord en langzaam komen we in de “back to basic” modus. Halverwege de week gaan we, tussen het rommelen aan het huis en het genieten van de plaatselijke streekproducten door, naar Moulins. In deze prachtige oude stad van de hertogen van Bourbon, belanden we in een authentiek Grand Café uit 1899, grandeur komt je tegemoet, pracht en praal met een uitstraling welke hoort bij adel. De sfeer is prima en alles komt voorbij, verleden, heden en toekomst. Alles mag gezegd worden. Nooit heb ik me beter op mijn gemak gevoeld met mijn, inmiddels zo goed als volwassen, kinderen. Als op een gegeven moment blijkt dat ik, ondanks kritiek, toch weer op een voetstuk geplaatst word, geef ik aan dat zij bewezen hebben nu al verder te zijn dan ik op hun leeftijd. Ze hebben geen idee, dat ze ook mij overeind gehouden hebben en mogen gewoon zichzelf zijn en hun eigen pad kiezen. Ik zal vanaf de zijlijn trots en liefdevol meekijken.

imageWouter Kramer                                                                                                      Column 72, 14-04-2016

OPTIMIST

image

“Wouter, ik zit nu echt helemaal aan de grond. Op zwart zaad, om zomaar eens te zeggen. Je weet, ik klop niet gauw ergens aan maar nu kon ik echt niet anders.” Dat zijn de woorden, die een ex medewerker tegen me zegt wanneer hij even een bakkie komt doen bij ons op de zaak. Twee maanden geleden is deze ploeteraar aan zijn tweede heup geopereerd en nu is hij, met windje tegen, op de fiets vanuit Brielle naar de Botlek gekomen. “doet wel zeer, maar ik ben lekker buiten toch!”

Niet dat hij nu bij mij aanklopt, want zo is hij niet. Behalve af en toe voor werk dan! Nee, hij is bij de voedselbank geweest. Hij heeft daarvoor zijn trots opzij moeten zetten maar dat gaat hem inmiddels steeds makkelijker af. Hij heeft dat de laatste jaren toch al een aantal maal moeten doen. Ooit was hij een jonge talentvolle, hardwerkende operator bij “onze” Koninklijke Shell en zag zijn toekomst er rooskleurig uit. Begin jaren 70 waren er grote ploegen met mannen op het terrein in Pernis aan het werk en was hij als jochie enorm gefascineerd door het sociale groepsproces. Als zoon van een zeer strenge politieagent met strakke regels en een niet lullen maar poetsen mentaliteit, kreeg hij nu te maken met allerlei vreemde snuiters die het toen niet zo nauw namen met de regels. Zelf heb ik, in die tijd, ook als operator gewerkt bij een tankopslagbedrijf. Het was destijds inderdaad een cowboytijd. Overdag de benen uit je lijf lopen, dan ‘s middags een biertje met de directeur en nachts een filmpje kijken. Het was meer regel dan uitzondering. Zo ging het schijnbaar ook bij de Shell en onze vrolijke vriend vond het allemaal wel heel erg gezellig. Toen er inmiddels meer bier dan olie verhandeld werd in Pernis zijn de teugels aangehaald. Het werd er niet leuker op en hij is uiteindelijk, onder lichte dwang, vertrokken. Om toch in de vrolijke sferen te blijven heeft deze liefhebber nog even een clubje van lichte zeden gehad. Lachen, gieren, brullen en de vreemde snoeshanen die hier op af kwamen maken de verhalen alleen maar smeuïger. Hij zag en ziet nu nog steeds overal de humor van in. Later heb ik hem geplaatst bij een opdrachtgever van ons. Die waren, na een tijdje, zo onder de indruk van zijn vakkennis en werkethiek dat ze een sollicitatiegesprek met hem opgelijnd hebben. Er was één minpuntje aan te merken op zijn CV; niet in het bezit van een rijbewijs! In geuren en kleuren heeft hij de HR dame uitgelegd hoe dit kwam. Op de examendag was hij, na een avondje stappen, dronken door zijn afspraak heen geslapen. Als de sodemieter is hij toen met zijn vaders auto naar het CBR gereden. Op de parkeerplaats werd hij, door een man, er op geattendeerd dat de plek waar hij zijn auto had neergezet, gereserveerd was voor de examinator. “Nou ja, maak jij dat uit dan? Ik zie geen bord met gereserveerd staan, dus bekijk het maar.” Om vervolgens binnen, je raadt het al, voorgesteld te worden aan de examinator die hij zojuist op zijn vestje had gespuugd. De jonge dame kon om deze, vrolijk vertelde, onveilige handeling niet lachen en de vacature ging aan hem voorbij. “begrijp je dat nou Wouter? De mensen hebben geen humor meer.” Hij meldt nu dat, ondanks nooit een uitkering aangevraagd te hebben, hij tegengewerkt wordt door het UWV. Altijd heeft hij trots zijn eigen boontjes gedopt, maar nu krijgt hij nul op het rekest vanwege procedurefouten. Hij is dus aangewezen op de voedselbank. “Daar worden gewoon tassen vol met voedsel weggehaald door vrouwen die de Mercedes vijf straten verderop parkeren, ik lach me rot.” Vertelt de rasoptimist.

imageWouter Kramer,                                                                                                           column 17-03-2016

OEFENING BAART KUNST

tennis2

 

Destijds mocht ik van mijn ouders er een tweede sport bij gaan zoeken. Mijn hardwerkende vader ging mee in de vaart der volkeren en verdiende inmiddels net boven modaal, in combinatie met mijn moeders zuinigheid konden we ons deze extra luxe permitteren. Een tweede sport, want voetbal bij RCD stond ongenaakbaar op nummer één. Ik sliep destijds met een leren knikker als hoofdkussen. Toch hoefde ik niet lang over een tweede sport na te denken. Hoewel mijn moeder voor mij een carrière als wielrenner helemaal zag zitten, en ik hard fietsen als een tweede natuur beschouwde, bedankte ik voor de eer. Het stoempen was me namelijk met de paplepel ingegoten, omdat ik de benen uit mijn lijf moest trappen om haar bij te houden. Wat een tempobeul met turbodijen was mijn moeder! Toen ik de eerste beelden in zwart-wit van de Tour de France zat te kijken met mijn vader en regelmatig een renner uit de bocht zag vliegen of tegen het asfalt zag kwakken was mijn liefde voor het wielrennen voor altijd beperkt tot het volgen van de coureurs op de beeldbuis.

Wat wel enorm tot de verbeelding sprak, was het enorme talent dat de moderne Viking Björn Borg ten toon spreidde. Deze koele kikker liet zijn drukke rivalen alle hoeken van de baan zien. Dat wilde ik ook wel. Samen met mijn vader heb ik een prachtig Dunlop racket uitgezocht. Een kunstwerk was het gewoon. De prachtige nerf in de verschillende laagjes licht en donker hout in combinatie met de strakke letters en lijnen in glanzende lak maakte dit sierraad haast te mooi om er mee te tennissen. Dit delicate instrument diende ook nog eens verpakt te worden in een houten rekje, om niet krom te trekken. Alleen al om het bezit van het racket was ik blij met mijn nieuwe sport. De volgende fase was tennisles. Bij de tennisclub CC in Dubbeldam heb ik me begin jaren ‘70 aangemeld. Om mijn idool te benaderen, heb ik ook gelijk maar mijn haar laten groeien. Helemaal gesteld stond ik klaar om binnen afzienbare tijd, op Wimbledon, zijn plaats in te nemen. Het begon allemaal met balbehandeling en -beheersing. Toen had ik al moeten weten, dat er voor mij een lange weg te gaan was. Als ik bij het hooghouden niet verder kwam dan een keer of tien, gaf ik het pluizig etterding een pestklap waar alleen de labrador, die verderop in het sportcomplex werd uitgelaten, nog plezier aan beleefde. Toch heb ik enorm veel energie en tijd in het aanleren van de forehand, de backhand en de service gestoken. Het was al wel snel duidelijk, dat alleen de forehand een natuurlijke slag was welke ik redelijk snel onder de knie zou krijgen. Buiten het lesuurtje om, heb ik dagen achtereen tegen de garagedeur van de buren en later, toen ik een uitzinnig boze buurman afgeschud had, tegen een blinde muur geoefend op al mijn slagen. Het gewenste resultaat bleef uit, nimmer ben ik gescout om in een selectie te gaan tennissen. Het talent om ooit kampioen te worden ontbrak helaas. Desalniettemin ben ik altijd tennisles blijven volgen. Ook nu volg ik trouw, één keer per week, de aanwijzingen van mijn bevlogen tennisleraar nog op. Mijn specifieke kwaliteiten liggen wel in het feit dat ik op alles loop, nooit opgeef en een grenzeloos vertrouwen in verbetering heb. Inmiddels word ik zelf vergeleken met een labrador, omdat ik achter iedere bal aanren. eindelijk was daar van de week voor mij het moment van erkenning. Mijn tennismaten van de wintercompetitie wisten me te melden dat ik duidelijk verbeterd ben sinds dit seizoen. Het duurt even maar oefening baart kunst.

Wouter Kramer                                                                                                     column 67, 25-02-2016

OORZAAK EN GEVOLG

 

AppleMark

Of het door de donkere korte winterdagen komt weet ik niet precies, maar behoorlijk wat gesprekken, waar ik aan deelneem de laatste tijd, gaan over zwaarmoedigheid en depressies. Het geeft me stof tot nadenken en een spiegel wordt me regelmatig voorgehouden.

Dat ieder mens op zijn levenspad met zaken geconfronteerd wordt, waar hij of zij totaal niet op zit te wachten, weet ik inmiddels al lang. Wat het effect daarvan is, ga ik steeds beter zien. Begrijpen is nog een ander verhaal. Vaak loop ik vast in mijn eigen gevoel en gelijk. Veel wordt herleid naar de kindertijd. Zelf heb ik in mijn beleving een vrij onbezorgde jeugd gehad en kijk ik erop terug met een goed gevoel. Mijn zussen echter hebben daar een iets andere mening over en spreken over een bepaald gemis. De vorm is voor een ieder verschillend. Centraal staat daarin wel, dat onze moeder niet kon knuffelen. Deze vorm van aandacht is schijnbaar essentieel voor het geluk van een kind. Van de week zag ik een programma op televisie, die dat nog eens onderstreepte. Aan peuters werd gevraagd wat zij leuk aan hun moeder vonden. Zonder uitzondering gaven de kindertjes aan dat knuffelen, samen spelen, lezen en op schoot zitten, het meest aangenaam was. Zaken als speelgoed of lekkers krijgen werden niet genoemd. Het gaat om de persoonlijke aandacht en liefde. Waarom had onze moeder hier nu moeite mee? Als peuter is zij haar eigen moeder verloren en is ze daarna uit huis geplaatst bij een oom. Deze man heeft haar niet de aandacht en liefde kunnen geven die zij nodig had. Gelukkig ook niet de aandacht, die je op knuffelgebied juist helemaal niet wilt van een oom. Het gemis heeft haar gevormd en ondanks dat we op materieel vlak niets te kort kwamen, was zij niet bij machte om ons dat te geven wat ze eenvoudig niet was aangeleerd. Deze inprenting op jeugdige leeftijd lijkt wel bepalend voor ons gedrag in de rest van ons leven. Ook traumatische inprenting kan je blijkbaar een heel leven lang achtervolgen. Angsten, verslavingen, depressies en gedragstoornissen zijn terug te voeren naar je vormingsperiode. Wellicht zou het handig zijn als iedereen bijvoorbeeld om de vijf jaar een verplichte psychologische opfriscursus dient te volgen. Ongeveer tien jaar geleden ben ik vijf dagen extern gegaan om rouw- en traumaverwerking te ondergaan met een groep zielsverwanten onder begeleiding van diverse psychotherapeuten. Ik heb daar veel baat bij gehad en vond dat toen al verplichte kost voor iedereen omdat er meer belicht wordt dan alleen een actueel probleem. Mijn vijfjaarlijkse update is dus al twee keer verlopen en dat kan ik nu dus als excuus opvoeren wanneer ik niet begrijp, waar een ander tegen aanloopt. Destijds in mijn jeugd was het gewoon niet anders en ik wist niet beter. Nu heb ik meer inzicht. Het feit dat mijn vader wel veel aandacht aan me schonk en ik als peuter altijd klem tegen mijn zus aan zat heeft mijn gemis beperkt. Ik heb gecompenseerd. Alles is terug te voeren op oorzaak en gevolg. Op de momenten dat ik aangesproken word op vervelend gedrag, probeer ik voor mezelf te analyseren waar dat vandaan komt. Zo wil ik ruimte creëren voor mezelf en voor een ander. Dat gaat me niet altijd even gemakkelijk af en het verplaatsen in een ander is niet altijd mijn sterkste kant. Het “Stel je niet aan of mooi excuus en doe effen volwassen” ligt bij mij wel op de loer. Ik kan de geschiedenis niet veranderen maar mijn gedrag misschien nog wel. Het is weer tijd voor een bijscholing!

Wouter Kramer                                                                                                      column 65, 04-02-2016

HET IS MAAR EEN SPELLETJE

10 jarig jubileum poppys

Men zegt de je milder wordt naarmate de leeftijd vordert. Zeker wanneer je reeds kleinkinderen hebt rondlopen en je hier en daar al de nestor van een gezelschap genoemd wordt. Ik heb een scheurkalender bij ons in het kleinste kamertje hangen met allerlei spreuken en wijze teksten die dit onderstrepen. Trots ben ik wanneer men mij in mijn omgeving roemt om mijn geduld en relativerend vermogen. Afgelopen weekend werd ik nog omringd door een select gezelschap wijze-oude-mannen.

We zijn naar het diepe zuiden van ons land afgezakt om het tien jarig jubileum te vieren van ons trainingsweekend. Vanwege het jubileum zijn we deze keer al op vrijdagmiddag vertrokken, zodat we extra veel energie in de training konden steken om helemaal fit aan het Nieuwe jaar te beginnen. De lijst met benodigdheden, die ik voor dit sportieve samenzijn toegezonden kreeg, bevatte veel sportartikelen. Ik kan nu achteraf gerust stellen, dat mijn sporttas praktisch onaangeroerd weer opgeborgen kon worden. De vraag is nu: hoe kan dit? We zijn als uitgelaten krasse knarren begonnen aan dit sportieve weekend. De accommodatie in Schin op Geul was niet onze meest comfortabele van het afgelopen decennia, maar dat mocht de pret niet drukken. Onder het genot van een pilsje en wat bedenkelijke borrelvarianten zijn we langzaam maar zeker weer, ouderwets ouwehoerend en dollend, aan wat spelletjes begonnen. Tot in de kleine uurtjes heb ik zitten klaverjassen. Lichtelijk beneveld is vervolgens de één na de ander zijn nest in gekropen. Voordeel van deze toestand is dat gesnurk en dergelijke volledig langs je heen gaat. Totdat je moet pissen, de opluchting van het legen der blaas weegt haast niet op tegen het terugkeren naar de meurende slaapzaal. De volgende morgen gaat het sportieve programma van start. Enigszins brak en bedaard horen we onze spelleider vertellen, dat we ons gaan begeven naar de Brunssummerheide. Daar is een parcours uitgestippeld met wat voetbalelementjes erin. Dat is overigens wat ons bindt: voetbal. Ronduit stuitend is daarom te zien, hoe slecht we deze ochtend een leren knikker kunnen hooghouden, dribbelen en latje schieten. Ons beschadigd zelfvertrouwen wordt nog eens extra de grond ingeboord door hoongelach vanuit de vriendengroep. Dan maar wandelen om geest en lichaam te reinigen. “Volg de blauwe bordjes” wordt ons opgedragen. 4,5 kilometer door één van Limburgs mooiste natuurgebieden. Oké, de paden op, de lanen in. Keuvelend volgen we opgewekt de blauwe route. Drie uur later is de stemming behoorlijk omgeslagen wanneer blijkt dat we een 15 km lang ruiterpad gevolgd hebben.

Gedisciplineerd als wij zijn, hebben we de gifbeker volledig leeggedronken en zijn we terug bij af. Wederom helemaal gesloopt. Het heeft zijn weerslag op de rest van het weekend. We zijn tam, niet vervelend of ongezellig maar de uitspattingen van afgelopen jaren blijven uit. Totdat we zaterdagavond, na een fantastisch diner, nog even een spelletje doen in het thuishonk. Twee teams worden er gevormd om, onder tijdsdruk, woorden te raden. De gemoederen lopen hoog op. De spirit is er gelukkig nog! Onze meest wijze en milde kameraad krijgt, bij wat tegengas, een enorme frons op zijn voorhoofd. “Ik wil een let spelen als ik geen gelijk krijg” briest hij. Bij nul op het rekest gooit hij vloekend de handboek in de ring. Bij een ander zwellen inmiddels de aderen langs zijn slaap al op. Lachend bedenk ik me dat we nog jong van geest zijn. “Het is maar een spelletje ” bestaat niet!

Wouter Kramer                                                                                                       column 64, 14-01-2016