Zoals ik al eens heb laten vallen zijn wij in het bezit van een hond. Eerlijk gezegd ben ik van nature geen hondenmens. Zeker hebben wij vroeger thuis ook honden gehad maar de herinnering daaraan brengen geen warme gevoelens bij mij naar boven.
Mijn vader was wel een hondenman maar kon vanwege tijdgebrek en ook wel wat gemakzucht, denk ik, niet in de categorie “geschikt” geplaatst worden als het gaat om “hoe voed je een hond op”. De eerste hond die mijn ouders hadden was een boxer welke Prins heette, volgens de verhalen, want ik heb de het beest zelf niet gekend, was het een volbloed boxer van adellijke afkomst met een stamboom van hier tot Tokio, van een oud vrouwtje geweest en weinig kilometers op de teller.
Mijn vader was gek met dat beest en uit stand sprong Prins inclusief een flikflakoverslag over mijn vader heen als deze een balletje hoog hield. Nog steeds kon mijn vader een traantje weg pinken als hij dacht aan het moment dat Prins het veld had moeten ruimen toen mijn oudste zussen ten tonele verschenen. Mijn moeder, die op dat gebied veel dominanter was dan mijn vader, heeft na vele omverlooppartijen van de meisjes en gesneuveld servies vervolgens mijn vader voor de keus gesteld. Prins de deur uit of de prinses de deur uit! Uiteindelijk is het tot een compromis gekomen en is er een andere hond in het gezin gekomen. Deze kan ik me nog wel herinneren maar de naam van deze substituut is me volledig ontschoten. Dit mormel heeft mijn gevoel voor honden negatief bepaalt dunkt mij. Het was een teckel. Vreselijk vals beest die nog eigenzinniger was dan ons gehele gezin bij elkaar. Bij regen weigerde hij naar buiten te gaan en piste en scheet onder de kast of willekeurig welk bed hij voor het uitkiezen had. Ook de portiektrappen liep deze worst op pootjes niet af en mijn ouders hebben hem al die tijd de trappen af gedragen. Tot het moment dat er weer eens een drol onder het bed van mijn ouders lag. Mijn vader was zo buiten zinnen dat na een korte achtervolging het angstige beestje in een vloeiende beweging met de soepele rug van een jachtluipaard alle trappen van de portiekflat moeiteloos afdaalde. Hiermee was het lot van deze ontrouwe viervoeter bezegeld. Hoogverraad in Crabbehof. Wij werden vanaf dat moment een kattenfamilie.
Mijn vrouw is zeker een hondenmens en Jimmy voldoet voorlopig aan haar behoefte om een onvoorwaardelijk trouwe vriend in haar nabijheid te hebben. Inmiddels ben ik gewend geraakt aan de hond van mijn vrouw. Niet dat Jimmy er al was toen ik mijn vrouw leerde kennen maar in een onbewaakt ogenblik was hij er ineens. Dat heeft ze slim aangepakt moet ik bekennen want ik had zelf geen enkele behoefte om ons gezin uit te breiden met een hond. Het keffertje is een dwergpincher en ik heb enorm moeten wennen aan deze mini dobberman. Ik wilde er niets mee te maken hebben en zeker niet mee gezien worden. Nu, na een aantal jaren van gewenning, betrap ik er mezelf op dat ik voor het eerst gezegd heb dat het onze hond is. Mijn vrouw glimlacht als dit gebeurt tijdens een fikse wandeling met het beestje. Jimmy is inmiddels van een angstig binnenhondje getransformeerd naar stoere wandelhond. En dat is pure winst, een hond nodigt uit tot bewegen, we wandelen wat af. Gemakshalve gaan we er vanuit dat Jimmy dit ook fijn vindt uiteraard.
Wouter Kramer
26-02-2015