Tagarchief: houtkacheltje

De ekster

eksterhoutkachel

Afgelopen week lag er, voor mij, een cadeautje onder de boom, waar ik als nordmannetje spontaan mijn naalden van zou verliezen. Het kan er dus niet lang gelegen hebben aan de staat van het sparretje te zien. Want het liefdevol opgetuigde naaldboompje stond bij onze dochter en schoonzoon, in hun appartementje aan de Lange IJzerenbrugstraat, nog mooi te pronken. We hadden ons daar als gezin verzameld om eerste kerstdag te vieren en presentjes uit te wisselen. Ondanks de prachtige verpakking liet de vorm van dit kerstgeschenk namelijk niet veel aan de verbeelding over. Het onmiskenbare handvat en het tapse dunne, maar stevige, blad deed mijn gespeelde nieuwsgierigheid overkomen als een slecht geacteerde toneelvoorstelling. Dit gold overigens niet voor de Kerstman die verantwoordelijk was voor de aanschaf van dit cadeau. Duidelijk vissend naar een goedkeuring over zijn keuze, liet zoonlief, tussen neus en lippen door, even merken dat hij hier over nagedacht had. Na een bevestigend knipoogje, met de mededeling dat ik nu geen scherpe zaag meer hoefde te lenen, glundert dit Kerstmannetje van oor tot oor. Geven is wat dat betreft altijd weer net zo fijn als ontvangen.

De dag erop ben ik met mijn nieuwe aanwinst, bij ons in Zuidhoven, fluitend het park in gewandeld. Quasi nonchalant de bloedscherpe zaag onder mijn oksel geklemd, als ware het de normaalste zaak van de wereld dat je met dit stuk gereedschap een ommetje maakt. Overigens zijn mijn vrouw en ik, sinds we een houtkacheltje hebben, toch al een aparte verschijning in de buurt. Tijdens het uitlaten van de hond verzameld zij stokken die elk ander persoon weer weggooit als ze hun hond uitlaten. Zo niet mijn vrouw. Het heeft trouwens ook helemaal geen zin. Onze hond is volkomen onbekend met het concept “apporteren”. Dit tot verdriet van ons gezin, de vreemde blik in de ogen van het beestje als er een stok wordt weggegooid geeft absoluut geen hoop voor de toekomst wat dat betreft. Onze viervoeter is eigenlijk alleen maar bezig met; plasje, drolletje en snel terug naar de bank op de schoot bij de bazin. Onverschillig over de vreemde blikken uit de buurt komt mijn vrouw sinds kort thuis met armen vol aanmaakhout. Ik pak het nu dus anders aan. Een lullig takje is aan mij niet besteed. Als volleerd lumberjack houd ik huis in ons park. Keken de buren al vreemd naar mijn vrouw, dan staan ze nu perplex als ik vriendelijk groetend voorbij loop met een enorme boomstam op mijn schouder en dat een keer of tien. Niemand die hier iets over zegt trouwens, of dat dit uit verbazing, beleefdheid of angst is, laat ik maar even in het midden. Ik merk dat ik nu met heel andere ogen door ons park loop. Het herinnerd me aan de tijd dat ik een huis aan het verbouwen was. Als een ekster was mijn blik destijds gericht op alles dat ik eventueel gebruiken kon. Soms gewoon wat mensen weggegooid hadden en soms op het randje van pikken. Nu bekijk ik het hout ook weer met een eksteroog: “Het wilgenhout is wel dik maar erg licht, het essenhout zaagt weer een stuk lastiger en de beuken kan ik beter maar laten staan voordat ik opgepakt word.” We zijn nu een week verder en de verzameling hout bij ons in de tuin vordert gestaag. Het beeld, dat hiervoor achter onze schutting het decor bepaalde, is verplaatst naar ons eigen terras. Als we nu door ons achterraam naar buiten kijken ziet het er nog gezellig uit ook. Nu maar hopen dat ik een bijl voor mijn verjaardag krijg.

Wouter Kramer                                                                                                        column 60, 31-12-2015

Indian Summer

indian summer

De herfst heeft zijn intrede gedaan en voor het eerst heb ik afgelopen weekend aan handschoenen gedacht. Op de fiets deed mijn linkerduim zeer toen het dunne windje er langs aaide. Buiten de dalende buitentemperatuur heeft dat ook te maken met de helende snijwond die daar zit. Dit beschadigde lichaamdeel heb ik overgehouden aan het snijden van een verse ananas. Een behoorlijk verraderlijke vrucht, al zeg ik het zelf. De buitenkant van deze tropische vrucht is robuust en redelijk hard, maar met een stevig, goedgeslepen keukenmes kun je, met enige moeite, door de bast heen drukken. Daarna echter dring je door tot het geniepig zachte gele vruchtvlees van deze schaap in wolfskleren. Als door warme boter schiet het scherpe staal zich richting de hand welke de ploert op zijn plaats probeert te houden. “Shit! Wond, diepe wond! Godgloeiende, in de hel na sissende, kolere ding.” De onlangs genoten BHV herhalingsdag van mijn vrouw komt goed van pas en even later zit ik met een wit gezichtje mijn verbonden duim omhoog te houden. Terwijl ik zielig een beetje aan het bijkomen ben van de schrik, maakt mijn vrouw, met gevaar voor eigen leven, de klus vakkundig af.

Nu sneed dus alleen de wind nog in mijn duim. Het weer oogde vanachter de dubbele beglazing een stuk aangenamer dan het daadwerkelijk was en ik ben er een beetje door overvallen. Je kent dat wel. Ineens is het daar. Het kantelpunt van een aantal zaken. Wel of geen sjaal, wel of geen plu mee voor de zekerheid, wel of geen handschoenen aan. Maar eerlijk gezegd is het heerlijk nu. De herfst op zijn fijnst. Het is, bij aanvang, een fantastisch seizoen. Elke mooie nazomerdag voelt als een cadeautje om genadig afscheid te nemen van het hoogseizoen en ons zachtjes te doen wennen aan beschermende kledij, wanneer je niet meer voldoende door de zon opgewarmd wordt. De verandering beleef je gewoon. Het voelt anders, ruikt anders en oogt anders. De omlaag gedwarrelde bladeren bezitten soms onmogelijke kleuren. De esdoorn bij ons achter heeft zijn frisgroene lover omgetoverd tot diverse knalrode schilderijtjes met gele en purperen nerven. Alles vergaat langzaam en de vertering wordt zichtbaar in de verschillende soorten paddenstoelen bij ons in het park. De enigszins muffe geur van vergankelijkheid geeft dat kenmerkende eerste gevoel van melancholie dit najaar. Het maakt de geest klaar voor omschakeling. Ondanks dat het tegenwoordig niet meer nodig is, kijk ik instinctief naar noten, fruit en hout om een voorraad aan te leggen. Ook is het eerste sixpack bockbier ingeslagen en de onmiskenbare kruidnagel- en gebrande moutgeur van dit seizoenbier dringt zich, na een jaar, een weg in mijn geheugen naar boven. Als het zojuist geïnstalleerde houtkacheltje voor de eerste keer brandt en het knetterende hout langzaam maar zeker de kamer verwarmt en de sfeer bepaalt, loopt het water me in de mond. Ik haal een mooie glazen bokaal achter uit de buffetkast. Spoel deze, na de zomerstop, even fris om onder de koude kraan. Onder het onmiskenbare sissende geluid van de ontsnappende geest uit de fles, wordt de kroonkurk gelicht. Terwijl er in de keuken een kruidig notenbrood langzaam maar zeker gaar wordt in de oven, de schuimkraag van het bockje wat inzakt en een pagina van mijn nieuwe boek “Holland, natuur in de delta” mij een plaatje voorschotelt van een Indian Summer in de polder, voel ik me een gezegend mens. Het pijnlijke voorval met de on-Hollandse vrucht is alweer helemaal verdrongen.

Wouter Kramer                                                                                                       column 50, 15-10-2015