Er is volgens mijn vrouw heel veel mooi aan mij. Maar mijn billen vindt ze het mooist. Ik twijfel of ik hier nu wel of niet blij mee moet zijn. Aan de ene kant had ik het leuk gevonden als ze mijn tronie het mooist had gevonden, aan de andere kant voel ik me toch gevleid met mijn mooie kont.
Zelf snap ik dat niet helemaal, ik heb in mijn beleving geen kont. Vrouwen hebben een kont. En daar kan ik intens van genieten. Van een mooie kont wel te verstaan. Wanneer mijn vrouw een strak jurkje aan heeft en schoenen met een hoge hak draagt, dan weet ik niet precies wat er gebeurd, maar alles vanaf de bovenkant van haar benen tot de onderkant van haar rug, neemt een vorm aan die de rest overbodig maakt. Ik hoor niet meer wat ze zegt, weet niet meer waar ik mee bezig ben en sta een beetje voor me uit te staren. Als ik een beetje bijgekomen ben en het bloed weer door mijn hersenen stroomt, kijk ik regelmatig naar haar perfecte achterwerk wanneer ze even bij me vandaan loopt of voor me uit fietst. In dit soort omstandigheden betrap ik mezelf er ook op, dat ik soms bewust onbenullig stop tijdens het wandelen en dat ik haar vooruit laat fietsen als we noodgedwongen ruimte moeten maken. Het ligt weliswaar een beetje aan de gemoedstoestand en de timing, maar meestal krijg ik een oprecht “dank je wel” wanneer ik haar erop wijs, dat ze de mooiste kont van het westelijk halfrond heeft. Wat ik afgelopen zondag op de drukbezochte boekenmarkt van Dordrecht merkte, was dat ik overigens niet de enige ben die dit opvalt. Vrouwen zowel als mannen observeren mijn vrouw, wanneer ze bevallig voorbijloopt. Als ik haar hier op attent maak, merkt ze op dat vrouwen wel anders naar haar kijken dan mannen. Mannen gluren, terwijl vrouwen checken om te vergelijken. Ik denk na of ik een gluurder ben? Na enige overpeinzing kom ik tot de conclusie dat dit zo is. Ik vind het namelijk toch wat makkelijker om een mooie vrouw wat langer te bespieden wanneer ik een donkere zonnebril op heb. Een beetje nonchalant doen, terwijl ik de tijd neem om al dat prachtigs, op mijn gemak gade te slaan. Wij mensen zijn nu eenmaal visueel ingesteld. Het is zodoende ook geen toeval dat ik bij een boekenstal op haar staat te wachten waar het boekje: “The little book of buts” te koop wordt aan geboden. De intrigerende kaft heeft overduidelijk mijn aandacht opgeëist. Ik ben een billenman! Eigenlijk wil ik het boekje dan ook wel aanschaffen, maar dat is, zo in het bijzijn van mijn vrouw, toch nog een stap te ver. Ik houd mijn nieuwsgierigheid wel in toom en koester me in de wetenschap dat ik al een gezegend man ben.
Zoals gezegd ervaart de vrouw, vreemd genoeg, dus ook een zekere aantrekkingskracht bij de bilpartij van de man. Het lijkt me een emancipatie dingetje, want ik kan maar moeilijk bevatten waar de schoonheid, van dit nietszeggende smalle zitvlak, inzit. “Wat een lekker kontje heb je toch Wouter, zeker als je die strakke spijkerbroek aantrekt, grrrrr” hoor ik haar weleens zeggen als ik me ’s morgens in mijn kloffie hijs. “Nou ja zeg, dat valt toch allemaal wel mee. Wat is daar dan, in godsnaam, zo bijzonder aan?” probeer ik bescheiden de complimentjes nog wat te verlengen. “Voor een krasse knar heb je nog steeds die schattige stevige billetjes van Hiawatha” zegt ze schalks. Is dit nu eigenlijk wel een compliment, of word ik dus toch compleet in de maling genomen?
Wouter Kramer Column 82, 07-07-2016