Tagarchief: column

Buitenaards

computer voor dummie

Ik word met mijn neus op de nieuwe tijd gedrukt. Ik zit nu bijvoorbeeld achter mijn computer. Tenminste, dit is eigenlijk gewoon een schrijfblok. Het toetsenbord, beeldscherm en de muis die ik tot mijn beschikking heb, zijn niet van mij. Noch heb ik invloed op het programma waar ik mee werk en beheers ik alleen de truckjes die mij aangeleerd zijn. Ik log ’s morgens middels een code in en dan kom ik via een externe server in een programma dat voor me afgekaderd is. Ik kan niet buiten de lijntjes lopen en Big Brother is watching me. Dat is misschien maar goed ook, want als ik me met de programmatuur zou moeten bemoeien of wanneer ik iets zou moeten herstellen na het bezoek aan een obscuur websijtje dan ben ik reddeloos verloren en totaal niet productief meer voor de baas!

Vroeger, toen ik mijn aversie, lees angst, voorbij was en mijn eerste PC aanschafte, heb ik er nog een cursus tegenaan gesmeten. “Omgang met de PC.” Het certificaat zit gewoon tussen mijn diploma’s. En terecht! Het is één van mijn moeilijkst behaalde getuigschriften. Ik weet nog goed dat ik met die verdomde muis dat irritante pijltje op geen enkele wijze op het beoogde doel stil kreeg. Ik voelde me een gefrustreerde kat die achter een stuiterbal aan sjeesde. Het beeldscherm dat ik voor me had was zwart met groene letters en beeldjes. Begrippen als rom, ram en dos kwamen voorbij en ik kreeg een slap soort singletje in mijn handen gedrukt om in de ratelende kast te laten verdwijnen. Heel Amerikaans klonk het allemaal “floppy disc” en “insert file”. Door een buurman op de dijk, waar ik destijds woonde, werd ik, na meerdere keren vastgelopen te zijn, verder wegwijs gemaakt in deze voor mij onbegrijpelijke materie. Ik heb momenten gehad dat ik deze ietwat corpulente medemens er van verdacht, dat hij ’s nachts contact had met buitenaards leven. Hoe kon het toch zijn dat deze traag ogende timmerman dit wonder der techniek volledig in en uit elkaar kon halen en ook nog eens alle vormen van verbindingen en mogelijkheden van de nieuwe digitale wereld beheerste. Wat zeg ik? Hij was een tovenaar! Ik heb hem weleens om zes uur in de ochtend bij mij weg moeten sturen terwijl zijn ogen haast licht gaven en hij mij gemeen sissend vertelde dat ik geduld moest hebben omdat hij bijna klaar was met een volledige update van mijn hopeloos verouderde PC. Ik heb het apparaat daarna dagen niet meer aangeraakt omdat ik bang was dat ik, in mijn onnozelheid, zijn werk zou vernietigen. Na een weekje durfde ik weer voorzichtig Tetris te spelen.

Ik weet, als product van mijn generatie, nog redelijk veel van onder andere natuur, geschiedenis en techniek. Kortom, ik kan gerust zeggen dat ik een redelijke algemene kennis heb. Deels opgedrongen door verplichte vakken op school, deels door interactie met de medemens en een brede interesse. Wat me laatst overkwam was dus een vreemde gewaarwording. Ik kon niet met de mensen om me heen meepraten, laat staan meedoen. Onze kinderen bespraken wat computeropties en toonden enkele trailers van games, waarbij me gevraagd werd wat ik er van vond en of ik even de controller wilde bedienen. De ballen verstand heb ik er van en ik moest afhaken. Over ballen gesproken, ik verdenk mijn voormalige buurman ervan dat hij, in opdracht, stiekem met ons genetisch materiaal heeft zitten kloten op zijn zolderkamertje. Er loopt een generatie marsmannetjes rond tegenwoordig.

Wouter Kramer                                                                                                      Column 61, 07-01-2016

e.t. phone home

De ekster

eksterhoutkachel

Afgelopen week lag er, voor mij, een cadeautje onder de boom, waar ik als nordmannetje spontaan mijn naalden van zou verliezen. Het kan er dus niet lang gelegen hebben aan de staat van het sparretje te zien. Want het liefdevol opgetuigde naaldboompje stond bij onze dochter en schoonzoon, in hun appartementje aan de Lange IJzerenbrugstraat, nog mooi te pronken. We hadden ons daar als gezin verzameld om eerste kerstdag te vieren en presentjes uit te wisselen. Ondanks de prachtige verpakking liet de vorm van dit kerstgeschenk namelijk niet veel aan de verbeelding over. Het onmiskenbare handvat en het tapse dunne, maar stevige, blad deed mijn gespeelde nieuwsgierigheid overkomen als een slecht geacteerde toneelvoorstelling. Dit gold overigens niet voor de Kerstman die verantwoordelijk was voor de aanschaf van dit cadeau. Duidelijk vissend naar een goedkeuring over zijn keuze, liet zoonlief, tussen neus en lippen door, even merken dat hij hier over nagedacht had. Na een bevestigend knipoogje, met de mededeling dat ik nu geen scherpe zaag meer hoefde te lenen, glundert dit Kerstmannetje van oor tot oor. Geven is wat dat betreft altijd weer net zo fijn als ontvangen.

De dag erop ben ik met mijn nieuwe aanwinst, bij ons in Zuidhoven, fluitend het park in gewandeld. Quasi nonchalant de bloedscherpe zaag onder mijn oksel geklemd, als ware het de normaalste zaak van de wereld dat je met dit stuk gereedschap een ommetje maakt. Overigens zijn mijn vrouw en ik, sinds we een houtkacheltje hebben, toch al een aparte verschijning in de buurt. Tijdens het uitlaten van de hond verzameld zij stokken die elk ander persoon weer weggooit als ze hun hond uitlaten. Zo niet mijn vrouw. Het heeft trouwens ook helemaal geen zin. Onze hond is volkomen onbekend met het concept “apporteren”. Dit tot verdriet van ons gezin, de vreemde blik in de ogen van het beestje als er een stok wordt weggegooid geeft absoluut geen hoop voor de toekomst wat dat betreft. Onze viervoeter is eigenlijk alleen maar bezig met; plasje, drolletje en snel terug naar de bank op de schoot bij de bazin. Onverschillig over de vreemde blikken uit de buurt komt mijn vrouw sinds kort thuis met armen vol aanmaakhout. Ik pak het nu dus anders aan. Een lullig takje is aan mij niet besteed. Als volleerd lumberjack houd ik huis in ons park. Keken de buren al vreemd naar mijn vrouw, dan staan ze nu perplex als ik vriendelijk groetend voorbij loop met een enorme boomstam op mijn schouder en dat een keer of tien. Niemand die hier iets over zegt trouwens, of dat dit uit verbazing, beleefdheid of angst is, laat ik maar even in het midden. Ik merk dat ik nu met heel andere ogen door ons park loop. Het herinnerd me aan de tijd dat ik een huis aan het verbouwen was. Als een ekster was mijn blik destijds gericht op alles dat ik eventueel gebruiken kon. Soms gewoon wat mensen weggegooid hadden en soms op het randje van pikken. Nu bekijk ik het hout ook weer met een eksteroog: “Het wilgenhout is wel dik maar erg licht, het essenhout zaagt weer een stuk lastiger en de beuken kan ik beter maar laten staan voordat ik opgepakt word.” We zijn nu een week verder en de verzameling hout bij ons in de tuin vordert gestaag. Het beeld, dat hiervoor achter onze schutting het decor bepaalde, is verplaatst naar ons eigen terras. Als we nu door ons achterraam naar buiten kijken ziet het er nog gezellig uit ook. Nu maar hopen dat ik een bijl voor mijn verjaardag krijg.

Wouter Kramer                                                                                                        column 60, 31-12-2015

Eigen kerk

 

tankopslag

Ik heb een collega gehad die er wat leuke eigenaardigheden op na hield. De beste man was niet gespeend van enige humor en was volgens mij met de inventaris meegekomen toen Nico de Vries de tent overnam waar hij werkte. Tempelaar noemde hij zich zelf, Temp voor intimi, maar Sherlock Holmes had even goed gekund. Geheel gekleed in Engelse outfit met knickerbocker, kniekousen en deerstalker pet was Temp een bijzondere verschijning. Hij gedroeg zich nog excentrieker en Nico de Vries moet toch enigszins vreemd opgekeken hebben toen hij deze bonte fazant tegen het lijf gelopen is. Ongetwijfeld moet Temp met zijn vlotte babbel en één van zijn vreemde grapjes of volstrekt onlogische opmerkingen hem aan het lachen gemaakt hebben waardoor Nico gedacht moet hebben; “die houd ik er bij, die is wel leuk.”

Toen ik kwam werken bij het Tankopslagbedrijf was Tempelaar, bij ons op de zaak, een beetje de klusjesman in zijn nadagen en altijd in voor een geintje. Hij reed in een oersterke Lada en dat was niet voor niets. Hij nam het niet zo nauw met de verkeersregels en kwam regelmatig terug met wat deuken en krassen omdat hij bijvoorbeeld tussen twee, te dicht op elkaar staande, amsterdammertjes door gereden was omdat hij niet in zijn achteruit wilde rijden in een drukke straat, beide zijkanten van zijn wagen van voor tot achter de lak er af, hahaha hoorde je dan zijn rokerslach,” je had de mensen moet zien kijken!” Ook kwam hij een keer met twee forse putten in zijn motorkap terug op de zaak, had hij een invalide man met krukken de stuipen op het lijf gejaagd door bij een zebrapad voorrang te verlenen om vervolgens zijn misthoorn te laten loeien, “hahaha, die vent bleef er bijna in” zei hij, “ en toen legde hij één kruk keihard op mijn klep, de aansteller, hij kon dus best met één kruk lopen.” Ook hebben we een keer de politie met gierende banden en luide sirenes op de zaak gehad. Had hij aan de buitenkant van een landtank op 17 meter hoogte een pop in een overall aan de reling laten bungelen. Mensen hadden in paniek de politie gebeld dat er een vent in doodsnood was. Temp stikte haast van het lachen en was al weer bezig met zijn volgende grap.

Tempelaar was ooit kolenboer in Dordrecht en woonde met zijn vrouw aan de Brouwersdijk. Als ik daar op visite kwam werd ik altijd hartelijk ontvangen door zijn struise vrouw, welke niet onder stoelen of banken schoof dat ze Friezin was. Je kon nog goed zien waarom Temp destijds moeite gedaan had om haar uit het verre noorden weg te lokken, oude foto’s aan de wand getuigden stil van mijn juiste inschatting. Samen hadden ze twee zoons. De boven verdieping was al sinds het vertrek van de jongens verhuurd aan studentes. Toen ik er één aan zag komen wist ik wel waarom. Temp was een liefhebber van vrouwelijk schoon en volgens mij deed hij de intakegesprekjes zelf. Hij moest altijd schamper lachen als ik dat tegen hem zei. Ik weet zeker dat hij in zijn tijd als kolenboer wel eens wat zwarte afdrukken op blanke billen achtergelaten heeft. Zwart uitbetalen in natura heet dat dan lijkt mij. Temp was wel een gelovig man en ging trouw elke zondag met zijn jongens naar de Heilige Antonius kerk op de singel. Toen zijn vrouw een keer met de jongens ging, omdat Temp doodziek op bed lag, zijn ze niet verder gekomen dan de stationsrestauratie. Volgens de jongens de enige kerk die ze ooit van binnen gezien hadden, de oude boef!

Wouter Kramer                                                                                                      Column 17,  15-01-2015