Tagarchief: biologische kinderen

HET KADOKIND

13177890_10204542810248776_5748058030895730224_n

Hoe maak je nu duidelijk dat er verschil zit in het gevoel dat je ervaart bij je kinderen? Wanneer kun überhaupt spreken over eigen kinderen? Zonder dat ik verschil in liefde ervaar bij mijn biologische kinderen, is er wel degelijk verschil. Ik ben zo’n klassiek vader-dochter type. Wij liggen elkaar en zijn gelijkgestemde zielen. Terwijl mijn zoon en ik wellicht meer op elkaar lijken dan dat we tot op heden toe willen geven. Nogmaals, de liefde is het zelfde maar het gevoel is anders.

Even terugkomen op het begrip “biologische kinderen”. Het is natuurlijk een vanzelfsprekendheid dat deze twee prachtige kinderen mijn DNA met zich meedragen. Daarvoor hoef je ze alleen maar te zien, om mogelijke scepsis weg te nemen. Tevens valt de betrouwbaarheid van de monogamie van de moeder, van deze schoonheden, volledig buiten elke vorm van twijfel. Wat ook weer logisch is gezien het feit dat ik een ideale man ben en het simpelweg niet in haar hoofd kan zijn opgekomen om eens een scheve schaats te rijden. Hoe dan ook, het idee dat je voor nageslacht gezorgd hebt geeft een speciaal gevoel. En dan met de nadruk op gezorgd. Want dat is een volgend criterium voor het ouder-kind gevoel. Een kind dat door een niet biologische ouder opgevoed wordt, of dit nu bekend is of niet, ondervind dezelfde liefde en aandacht als een biologisch kind wanneer er een band ontstaat. Dat is een bijzonder mooi aspect van de menselijke liefde. Nu ga ik hier niet verkondigen dat het altijd goed gaat tussen ouders en kinderen. Helaas zijn erg genoeg verhalen bekend die, in welke relatie tot elkaar dan ook, lijden tot frustratie en beschadiging. Zeer spijtig daaraan is dat dit vaak vele jaren van leed oplevert. Ik hoop dat dit ons niet overkomt nu ik in de gelukkige omstandigheid ben dat ik mijn leven mag delen met vijf kinderen. Twee biologische kinderen en drie stiefkinderen. De oudste drie, waaronder mijn dochter en zoon en de oudste zoon van mijn tweede vrouw, zijn al uitgevlogen en leven met hun partners op zichzelf. Niet dat dit ons vrijwaard van zorg en aandacht. Soms houden we tien ballen tegelijk in de lucht om het grote gezinsgevoel overeind te houden. Ook ga ik regelmatig met die van mij even bijkletsen. Eerlijk gezegd is de tijd die ik gekregen heb om een band op te bouwen met mijn oudste stiefzoon te kort om echt te binden. We zijn en blijven voorlopig vreemden voor elkaar en dat is alleen maar voor verbetering vatbaar.

Inmiddels wonen mijn vrouw en ik met de jongste twee boy’s, drie en een half jaar, onder één dak. Ik ga er niet om heen draaien. De band moet groeien. Het vertrouwde gevoel van “ons kent ons” is niet vanzelfsprekend. De huidige pubertijd van de knapen en mijn drift doet hier meestal ook geen goed aan. Eindeloos geduld, wijsheid en ervaring zijn de bakens waar we ons steeds op richten. Toch verdwalen we regelmatig en dobberen we soms doelloos rond. Maar laat ik voorop stellen dat we, als normaal gezin, elkaar steeds weer vinden. Wanneer ik de stiefkinderen van mijn neef, hem om zijn nek zie vliegen ben ik wel eens jaloers. Maar hij heeft deze schatten als kleuters al omarmt en ook daar zal weleens de nodige wrijving en twijfel zijn geweest. Ik hoop dat ik genoeg tijd krijg om voor alle kinderen het zelfde te kunnen betekenen. Die tijd heb ik blijkbaar wel nodig. We zijn op de goede weg en ik beaam de mooie term van mijn vrouw. We hebben kinderen en kadokinderen.

Wouter Kramer                                                                                                      Column 76, 19-05-2016