OORZAAK EN GEVOLG

 

AppleMark

Of het door de donkere korte winterdagen komt weet ik niet precies, maar behoorlijk wat gesprekken, waar ik aan deelneem de laatste tijd, gaan over zwaarmoedigheid en depressies. Het geeft me stof tot nadenken en een spiegel wordt me regelmatig voorgehouden.

Dat ieder mens op zijn levenspad met zaken geconfronteerd wordt, waar hij of zij totaal niet op zit te wachten, weet ik inmiddels al lang. Wat het effect daarvan is, ga ik steeds beter zien. Begrijpen is nog een ander verhaal. Vaak loop ik vast in mijn eigen gevoel en gelijk. Veel wordt herleid naar de kindertijd. Zelf heb ik in mijn beleving een vrij onbezorgde jeugd gehad en kijk ik erop terug met een goed gevoel. Mijn zussen echter hebben daar een iets andere mening over en spreken over een bepaald gemis. De vorm is voor een ieder verschillend. Centraal staat daarin wel, dat onze moeder niet kon knuffelen. Deze vorm van aandacht is schijnbaar essentieel voor het geluk van een kind. Van de week zag ik een programma op televisie, die dat nog eens onderstreepte. Aan peuters werd gevraagd wat zij leuk aan hun moeder vonden. Zonder uitzondering gaven de kindertjes aan dat knuffelen, samen spelen, lezen en op schoot zitten, het meest aangenaam was. Zaken als speelgoed of lekkers krijgen werden niet genoemd. Het gaat om de persoonlijke aandacht en liefde. Waarom had onze moeder hier nu moeite mee? Als peuter is zij haar eigen moeder verloren en is ze daarna uit huis geplaatst bij een oom. Deze man heeft haar niet de aandacht en liefde kunnen geven die zij nodig had. Gelukkig ook niet de aandacht, die je op knuffelgebied juist helemaal niet wilt van een oom. Het gemis heeft haar gevormd en ondanks dat we op materieel vlak niets te kort kwamen, was zij niet bij machte om ons dat te geven wat ze eenvoudig niet was aangeleerd. Deze inprenting op jeugdige leeftijd lijkt wel bepalend voor ons gedrag in de rest van ons leven. Ook traumatische inprenting kan je blijkbaar een heel leven lang achtervolgen. Angsten, verslavingen, depressies en gedragstoornissen zijn terug te voeren naar je vormingsperiode. Wellicht zou het handig zijn als iedereen bijvoorbeeld om de vijf jaar een verplichte psychologische opfriscursus dient te volgen. Ongeveer tien jaar geleden ben ik vijf dagen extern gegaan om rouw- en traumaverwerking te ondergaan met een groep zielsverwanten onder begeleiding van diverse psychotherapeuten. Ik heb daar veel baat bij gehad en vond dat toen al verplichte kost voor iedereen omdat er meer belicht wordt dan alleen een actueel probleem. Mijn vijfjaarlijkse update is dus al twee keer verlopen en dat kan ik nu dus als excuus opvoeren wanneer ik niet begrijp, waar een ander tegen aanloopt. Destijds in mijn jeugd was het gewoon niet anders en ik wist niet beter. Nu heb ik meer inzicht. Het feit dat mijn vader wel veel aandacht aan me schonk en ik als peuter altijd klem tegen mijn zus aan zat heeft mijn gemis beperkt. Ik heb gecompenseerd. Alles is terug te voeren op oorzaak en gevolg. Op de momenten dat ik aangesproken word op vervelend gedrag, probeer ik voor mezelf te analyseren waar dat vandaan komt. Zo wil ik ruimte creëren voor mezelf en voor een ander. Dat gaat me niet altijd even gemakkelijk af en het verplaatsen in een ander is niet altijd mijn sterkste kant. Het “Stel je niet aan of mooi excuus en doe effen volwassen” ligt bij mij wel op de loer. Ik kan de geschiedenis niet veranderen maar mijn gedrag misschien nog wel. Het is weer tijd voor een bijscholing!

Wouter Kramer                                                                                                      column 65, 04-02-2016

HET IS MAAR EEN SPELLETJE

10 jarig jubileum poppys

Men zegt de je milder wordt naarmate de leeftijd vordert. Zeker wanneer je reeds kleinkinderen hebt rondlopen en je hier en daar al de nestor van een gezelschap genoemd wordt. Ik heb een scheurkalender bij ons in het kleinste kamertje hangen met allerlei spreuken en wijze teksten die dit onderstrepen. Trots ben ik wanneer men mij in mijn omgeving roemt om mijn geduld en relativerend vermogen. Afgelopen weekend werd ik nog omringd door een select gezelschap wijze-oude-mannen.

We zijn naar het diepe zuiden van ons land afgezakt om het tien jarig jubileum te vieren van ons trainingsweekend. Vanwege het jubileum zijn we deze keer al op vrijdagmiddag vertrokken, zodat we extra veel energie in de training konden steken om helemaal fit aan het Nieuwe jaar te beginnen. De lijst met benodigdheden, die ik voor dit sportieve samenzijn toegezonden kreeg, bevatte veel sportartikelen. Ik kan nu achteraf gerust stellen, dat mijn sporttas praktisch onaangeroerd weer opgeborgen kon worden. De vraag is nu: hoe kan dit? We zijn als uitgelaten krasse knarren begonnen aan dit sportieve weekend. De accommodatie in Schin op Geul was niet onze meest comfortabele van het afgelopen decennia, maar dat mocht de pret niet drukken. Onder het genot van een pilsje en wat bedenkelijke borrelvarianten zijn we langzaam maar zeker weer, ouderwets ouwehoerend en dollend, aan wat spelletjes begonnen. Tot in de kleine uurtjes heb ik zitten klaverjassen. Lichtelijk beneveld is vervolgens de één na de ander zijn nest in gekropen. Voordeel van deze toestand is dat gesnurk en dergelijke volledig langs je heen gaat. Totdat je moet pissen, de opluchting van het legen der blaas weegt haast niet op tegen het terugkeren naar de meurende slaapzaal. De volgende morgen gaat het sportieve programma van start. Enigszins brak en bedaard horen we onze spelleider vertellen, dat we ons gaan begeven naar de Brunssummerheide. Daar is een parcours uitgestippeld met wat voetbalelementjes erin. Dat is overigens wat ons bindt: voetbal. Ronduit stuitend is daarom te zien, hoe slecht we deze ochtend een leren knikker kunnen hooghouden, dribbelen en latje schieten. Ons beschadigd zelfvertrouwen wordt nog eens extra de grond ingeboord door hoongelach vanuit de vriendengroep. Dan maar wandelen om geest en lichaam te reinigen. “Volg de blauwe bordjes” wordt ons opgedragen. 4,5 kilometer door één van Limburgs mooiste natuurgebieden. Oké, de paden op, de lanen in. Keuvelend volgen we opgewekt de blauwe route. Drie uur later is de stemming behoorlijk omgeslagen wanneer blijkt dat we een 15 km lang ruiterpad gevolgd hebben.

Gedisciplineerd als wij zijn, hebben we de gifbeker volledig leeggedronken en zijn we terug bij af. Wederom helemaal gesloopt. Het heeft zijn weerslag op de rest van het weekend. We zijn tam, niet vervelend of ongezellig maar de uitspattingen van afgelopen jaren blijven uit. Totdat we zaterdagavond, na een fantastisch diner, nog even een spelletje doen in het thuishonk. Twee teams worden er gevormd om, onder tijdsdruk, woorden te raden. De gemoederen lopen hoog op. De spirit is er gelukkig nog! Onze meest wijze en milde kameraad krijgt, bij wat tegengas, een enorme frons op zijn voorhoofd. “Ik wil een let spelen als ik geen gelijk krijg” briest hij. Bij nul op het rekest gooit hij vloekend de handboek in de ring. Bij een ander zwellen inmiddels de aderen langs zijn slaap al op. Lachend bedenk ik me dat we nog jong van geest zijn. “Het is maar een spelletje ” bestaat niet!

Wouter Kramer                                                                                                       column 64, 14-01-2016

HET JAAR VAN…………….

chinesehoroscoop

De geit. Ja, dat is het op dit moment nog. De Chinese kalender loopt net wat anders dan de onze. We gaan binnenkort over op het jaar van de aap. Om de zoveel tijd en meestal rond de jaarwisseling word ik geconfronteerd met dierenriemen. Dat heeft natuurlijk alles te maken met verwachtingen, hoop en (bij)geloof.

Ik ga hier nu niet zeggen, dat ik de nuchtere Hollands man ben die niet gevoelig is voor deze niet exacte wetenschap. Er is meer tussen hemel en aarde en dat is af en toe nog erg grappig ook. Door twee vrouwen ben ik weer eens helemaal bijgepraat. Ten eerste door mijn lieftallige jonge collega, die een hoopvol jaar tegemoet gaat en alvast een voorschot wil nemen op haar geluk door de waarzeggingen over haar horoscoop te peilen. Wanneer ik haar vraag of ze al gekeken heeft of het “haar” jaar wordt, kijkt ze me een beetje geitachtig aan. Niet zo vreemd in het jaar van dit kuddedier. Tot dusver had ze zich beperkt tot haar Westerse sterrenbeeld en deze Leeuwin gaat een druk en boeiend jaar tegemoet volgens de zodiakkenners. Leuker wordt het, wanneer ze na enig Googlen ontdenkt dat ze een aap is en het, volgens de Chinese kalender over een paar weekjes, haar jaar wordt. Het feit dat ze nu niet alleen meer een leeuw, maar dus ook een aap is, vergroot haar wereldbeeld enorm. Zoals dat gaat omarmt mijn collegaatje de herkenbare raakvlakken van haar karakter met de kenmerken van haar dieren. De meest gunstige voorspellingen worden er uitgelicht en onderstreept. Het wordt een mooi jaar! Als ze terloops nog even kijkt welke combinatie haar liefdesleven gunstig kan beïnvloeden komt ze uit bij een relatie met een rat. Niet geheel toevallig wist ik dit natuurlijk al en ik kijk haar op mijn meest zelfverzekerde manier aan. “Jij bent een rat zeker” stelt ze. “Heel zeker!” is mijn lachende antwoord. Nu is de beer los. Op kantoor worden alle sterrenbeelden grondig uitgeplozen en alle combinaties worden vergeleken. Hilariteit alom. Later die week zit ik met een vriendin de perikelen van de huidige mondiale ontwikkelingen te overpeinzen. Gelukkig zijn we geen zwartkijkers en houden we het luchtig. Dat is ook wel zo prettig, want we zijn te gast bij onze dochter in die leuke lunchroom No 38, op het Statenplein in Dordt, waar het gezellig druk is. Zij stelt dat, op macro niveau, het jaar van de geit bewaarheid is geworden. Het typische kuddedier is op drift geraakt en als er één schaap over de Bosporus is, volgen er meer. Zo had ik het nog niet bekeken maar het is natuurlijk wel waar. Zij houdt haar hart vast voor het aankomende jaar van de aap. Volgens haar een groepsdier, welke zich gaat indekken voor behoud van bezit en territorium. De tekenen aan de wand zijn er al en ondanks alle goede bedoelingen en naoorlogs Europees gedachtegoed moeten we wellicht accepteren dat we deze krachten over ons heen moeten laten komen. De zieners, sjamanen en profeten zullen toch niet alles uit hun duim gezogen hebben. We gaan het beleven. Over een weekje of zo zijn de sterrenbeelden weer naar de achtergrond verdwenen en gaan we over tot de orde van de dag. Om nu toch nog even de voorzienigheid vast te houden heb ik, op de vraag van mijn vriendin wat er na het jaar van de aap ons te wachten staat, op de Chinese astrologiesite gekeken en 2017 wordt het jaar van de haan. Fier en trots zal deze bonte verschijning zijn veerkracht en schoonheid gaan tonen. Dat is een mooi perspectief.

Wouter Kramer column 63, 21-01-2016

INSPIRATIE

writersblog1

Wekelijks een stukje schrijven. Hoe werkt het voor mij? Eigenlijk is het schriftelijk communiceren en schrijven iets dat me de afgelopen tijd goed afging. Gek gezegd vind ik het bijvoorbeeld makkelijker dan lezen. Ik denk dat het te maken heeft met mijn onrust. Ik ben snel afgeleid en kan de concentratie niet lang vasthouden. Op dit moment ben ik dan ook weer even klaar met dit stukje en sluit deze alinea af. Alleen nog even opslaan. De kop is er af en ik ga even wat anders doen.

Zo. Terug achter mijn toetsenbord. Maar ik weet eigenlijk niet wat ik moet opschrijven. Ik heb het momenteel erg druk. Op het werk is het volle vaart vooruit en privé gebeurt er ook genoeg. Op zich ligt me dat wel, alleen moet ik wel in de gaten houden dat ik niet te veel hooi op mijn vork neem. Dan stijgt de druk en word ik een soort snelkookpan waarvan het overdrukventiel verstopt zit. Mijn vrouw merkt dit meestal als eerste en een gesprongen adertje in mijn oog, of wat rusteloze nachten, zijn voor haar een teken aan de wand. Ergens vermoedt zij dat ik, net als een vrouw, een periodieke hormonenwisseling heb. Alleen dan met een cyclus van, pak hem beet, een kwartaal. Klinkklare onzin uiteraard en vrouwenpraat. Gewoon een beetje stress af en toe, dat is alles. Schrijven werkt voor mij, in dezen, therapeutisch. Dit heb ik voor het eerst ontdekt door verdriet en ellende van me af te schrijven in heel moeilijke omstandigheden. Voordat ik deze milde ontladingsvariant ontdekt had, was er een tijd waarbij ik dat soort frustraties van me afschreeuwde. Dat bleef niet geheel onopgemerkt en ondanks dat het mij opluchtte, was de omgeving daar niet altijd even blij mee.

Nu ben ik deze week dus door de omstandigheden een beetje opgedroogd. Te druk, geen tijd, geen fut. Oftewel, geen inspiratie! Altijd heb ik gedurende de week wel een moment dat ik een column voel opkomen, maar nu is er geen zaadje gepland. Mijn notitieboekje is leeg gebleven en ondanks dat er wel iets door mijn hoofd spookte, is het niet blijven hangen. Hoe dien ik nu toch iets op papier te krijgen waardoor ik mijn wekelijkse stukje proza kan overleggen? Goed beschouwd heb ik totaal geen verplichting. Ik ben aan niemand hiertoe iets verschuldigd. Toch is het vrijwillige karakter van mijn, uit de hand gelopen, hobby er eigenlijk een beetje af, nu ik het binnen een serieus ontstane groep lezers verspreid. Daar moet ik niet moeilijk over doen, want het vervult mijn behoefte tot erkenning. Ik heb het eerder gemeld: “ik heb een streelbaar ego”. Waar de drijfveer ook vandaan komt, ik heb vanuit mijn karakter wel een stok achter de deur nodig om consequent te zijn. Dat is de onrust, troost ik mijn geweten. Misschien ben ik wel gewoon lui? Die beoordeling laat ik liever aan een ander, maar vertel het me vooral niet. Ik zou nu gewoon even een week kunnen overslaan, dat heb ik wel meer gedaan als ik op vakantie was. Geen probleem, niemand die hier iets van gaat zeggen. Het gevaar echter zit in het feit, dat dan het gemak er insluipt en de stok achter de deur weggehaald is. Ik ken mezelf! Een excuus is snel gevonden. Daarbij kan ik het ook nog eens goed verkopen, ook aan mezelf. Indien ik nu mijn schouders er even onderzet en me druk maak, vind ik heus wel voldoende energie en aanknopingspunten voor een goed verhaal. Toch laat ik het even zo, het is goed. Bekijk het allemaal maar! Volgende keer beter. Tijd voor de Writer’s Tears whisky.

Wouter Kramer                                                                                                      Column 62, 28-01-2016

Buitenaards

computer voor dummie

Ik word met mijn neus op de nieuwe tijd gedrukt. Ik zit nu bijvoorbeeld achter mijn computer. Tenminste, dit is eigenlijk gewoon een schrijfblok. Het toetsenbord, beeldscherm en de muis die ik tot mijn beschikking heb, zijn niet van mij. Noch heb ik invloed op het programma waar ik mee werk en beheers ik alleen de truckjes die mij aangeleerd zijn. Ik log ’s morgens middels een code in en dan kom ik via een externe server in een programma dat voor me afgekaderd is. Ik kan niet buiten de lijntjes lopen en Big Brother is watching me. Dat is misschien maar goed ook, want als ik me met de programmatuur zou moeten bemoeien of wanneer ik iets zou moeten herstellen na het bezoek aan een obscuur websijtje dan ben ik reddeloos verloren en totaal niet productief meer voor de baas!

Vroeger, toen ik mijn aversie, lees angst, voorbij was en mijn eerste PC aanschafte, heb ik er nog een cursus tegenaan gesmeten. “Omgang met de PC.” Het certificaat zit gewoon tussen mijn diploma’s. En terecht! Het is één van mijn moeilijkst behaalde getuigschriften. Ik weet nog goed dat ik met die verdomde muis dat irritante pijltje op geen enkele wijze op het beoogde doel stil kreeg. Ik voelde me een gefrustreerde kat die achter een stuiterbal aan sjeesde. Het beeldscherm dat ik voor me had was zwart met groene letters en beeldjes. Begrippen als rom, ram en dos kwamen voorbij en ik kreeg een slap soort singletje in mijn handen gedrukt om in de ratelende kast te laten verdwijnen. Heel Amerikaans klonk het allemaal “floppy disc” en “insert file”. Door een buurman op de dijk, waar ik destijds woonde, werd ik, na meerdere keren vastgelopen te zijn, verder wegwijs gemaakt in deze voor mij onbegrijpelijke materie. Ik heb momenten gehad dat ik deze ietwat corpulente medemens er van verdacht, dat hij ’s nachts contact had met buitenaards leven. Hoe kon het toch zijn dat deze traag ogende timmerman dit wonder der techniek volledig in en uit elkaar kon halen en ook nog eens alle vormen van verbindingen en mogelijkheden van de nieuwe digitale wereld beheerste. Wat zeg ik? Hij was een tovenaar! Ik heb hem weleens om zes uur in de ochtend bij mij weg moeten sturen terwijl zijn ogen haast licht gaven en hij mij gemeen sissend vertelde dat ik geduld moest hebben omdat hij bijna klaar was met een volledige update van mijn hopeloos verouderde PC. Ik heb het apparaat daarna dagen niet meer aangeraakt omdat ik bang was dat ik, in mijn onnozelheid, zijn werk zou vernietigen. Na een weekje durfde ik weer voorzichtig Tetris te spelen.

Ik weet, als product van mijn generatie, nog redelijk veel van onder andere natuur, geschiedenis en techniek. Kortom, ik kan gerust zeggen dat ik een redelijke algemene kennis heb. Deels opgedrongen door verplichte vakken op school, deels door interactie met de medemens en een brede interesse. Wat me laatst overkwam was dus een vreemde gewaarwording. Ik kon niet met de mensen om me heen meepraten, laat staan meedoen. Onze kinderen bespraken wat computeropties en toonden enkele trailers van games, waarbij me gevraagd werd wat ik er van vond en of ik even de controller wilde bedienen. De ballen verstand heb ik er van en ik moest afhaken. Over ballen gesproken, ik verdenk mijn voormalige buurman ervan dat hij, in opdracht, stiekem met ons genetisch materiaal heeft zitten kloten op zijn zolderkamertje. Er loopt een generatie marsmannetjes rond tegenwoordig.

Wouter Kramer                                                                                                      Column 61, 07-01-2016

e.t. phone home

De ekster

eksterhoutkachel

Afgelopen week lag er, voor mij, een cadeautje onder de boom, waar ik als nordmannetje spontaan mijn naalden van zou verliezen. Het kan er dus niet lang gelegen hebben aan de staat van het sparretje te zien. Want het liefdevol opgetuigde naaldboompje stond bij onze dochter en schoonzoon, in hun appartementje aan de Lange IJzerenbrugstraat, nog mooi te pronken. We hadden ons daar als gezin verzameld om eerste kerstdag te vieren en presentjes uit te wisselen. Ondanks de prachtige verpakking liet de vorm van dit kerstgeschenk namelijk niet veel aan de verbeelding over. Het onmiskenbare handvat en het tapse dunne, maar stevige, blad deed mijn gespeelde nieuwsgierigheid overkomen als een slecht geacteerde toneelvoorstelling. Dit gold overigens niet voor de Kerstman die verantwoordelijk was voor de aanschaf van dit cadeau. Duidelijk vissend naar een goedkeuring over zijn keuze, liet zoonlief, tussen neus en lippen door, even merken dat hij hier over nagedacht had. Na een bevestigend knipoogje, met de mededeling dat ik nu geen scherpe zaag meer hoefde te lenen, glundert dit Kerstmannetje van oor tot oor. Geven is wat dat betreft altijd weer net zo fijn als ontvangen.

De dag erop ben ik met mijn nieuwe aanwinst, bij ons in Zuidhoven, fluitend het park in gewandeld. Quasi nonchalant de bloedscherpe zaag onder mijn oksel geklemd, als ware het de normaalste zaak van de wereld dat je met dit stuk gereedschap een ommetje maakt. Overigens zijn mijn vrouw en ik, sinds we een houtkacheltje hebben, toch al een aparte verschijning in de buurt. Tijdens het uitlaten van de hond verzameld zij stokken die elk ander persoon weer weggooit als ze hun hond uitlaten. Zo niet mijn vrouw. Het heeft trouwens ook helemaal geen zin. Onze hond is volkomen onbekend met het concept “apporteren”. Dit tot verdriet van ons gezin, de vreemde blik in de ogen van het beestje als er een stok wordt weggegooid geeft absoluut geen hoop voor de toekomst wat dat betreft. Onze viervoeter is eigenlijk alleen maar bezig met; plasje, drolletje en snel terug naar de bank op de schoot bij de bazin. Onverschillig over de vreemde blikken uit de buurt komt mijn vrouw sinds kort thuis met armen vol aanmaakhout. Ik pak het nu dus anders aan. Een lullig takje is aan mij niet besteed. Als volleerd lumberjack houd ik huis in ons park. Keken de buren al vreemd naar mijn vrouw, dan staan ze nu perplex als ik vriendelijk groetend voorbij loop met een enorme boomstam op mijn schouder en dat een keer of tien. Niemand die hier iets over zegt trouwens, of dat dit uit verbazing, beleefdheid of angst is, laat ik maar even in het midden. Ik merk dat ik nu met heel andere ogen door ons park loop. Het herinnerd me aan de tijd dat ik een huis aan het verbouwen was. Als een ekster was mijn blik destijds gericht op alles dat ik eventueel gebruiken kon. Soms gewoon wat mensen weggegooid hadden en soms op het randje van pikken. Nu bekijk ik het hout ook weer met een eksteroog: “Het wilgenhout is wel dik maar erg licht, het essenhout zaagt weer een stuk lastiger en de beuken kan ik beter maar laten staan voordat ik opgepakt word.” We zijn nu een week verder en de verzameling hout bij ons in de tuin vordert gestaag. Het beeld, dat hiervoor achter onze schutting het decor bepaalde, is verplaatst naar ons eigen terras. Als we nu door ons achterraam naar buiten kijken ziet het er nog gezellig uit ook. Nu maar hopen dat ik een bijl voor mijn verjaardag krijg.

Wouter Kramer                                                                                                        column 60, 31-12-2015

De dagen

kabouter ig

Zeven, zijn het er. Voor elke dag één. Dat weten ze zelf niet, want er werden nog helemaal geen dagen geteld. Alleen het leven kenden ze en elk van deze wezentjes heeft daar een eigen gevoel bij. Je kunt stellen dat het paste bij het karaktertje.

Zo heb je het kleine gele elfje dat, door de geringste zonnestraal opgewarmd, vanzelf een glimlachje op haar gezichtje krijgt. Het aandoenlijke wezentje krijgt iets vertederends en je wordt vrolijk als je haar ziet ronddartelen in de zon. Donkere dagen zijn voor haar een kwelling en dan trekt ze zich terug op haar plaatsje voor het raam, hoopvol, in trance, kijkend naar de plaats waar de zon tevoorschijn moet komen, wanneer het wolkendek mocht breken. Het liefst zou ze de korte winterdagen doorbrengen in een winterslaap met de zevenslapers op zolder.

Zo niet het spookwezentje met de grote ogen. Zodra de duisternis intreedt, komt dit schuchtere, bruine, trolletje uit zijn schuilplaatsje. Dansend naar de maan gaat hij het fladderende spel aan met de motjes en de vleermuizen. In volstrekte stilte danst hij de duisternis in om met volle teugen te genieten van lange donkere winteravonden. Zijn grote ogen continu wijd open om de nachtjagers in de gaten te houden. In een moment van extase bij volle maan heeft hij zijn ogen van puur plezier eens dichtgeknepen. Gelukkig werd hij die nacht weer uitgespuwd door de grote uil die hem gegrepen had. Trolletjes wassen zich nooit en zijn daardoor enorm vies.

Het derde schepseltje heeft nog nooit iemand gezien maar is altijd aanwezig. Ze wordt het gewetentje genoemd, er is geen moment dat ze er niet is. De ene keer zeer nadrukkelijk en de volgende keer sluimerend op de achtergrond. Nooit verzaakt ze, met haar tomeloze energie altijd bereid om je bij te staan. Voor de goede observeerder laat ze de kleur zien die op dat moment je kunt waarschuwen dat je beter even naar haar kan luisteren.

Dan heb je nog de mooie witte eenhoorn. De zuivere verschijning die je altijd weer naar huis terug lijdt wanneer je verdwaald bent. Heb je goed naar gewetentje geluisterd, spring dan maar bij eenhoorn op zijn rug en hij galoppeert je zo terug naar het rechte pad. Hoe ver hij ook verwijderd lijkt en niet altijd in het zicht, de eenhoorn staat paraat op elk gewenst moment.

Waar denk je aan als je aan wetenschap denkt. Een boek. Precies en daar zit boekenworm in. Met het kleine brilletje op zijn neus en zijn iets te grote hoofd zorgt dit bedaarde grijze rupsje ervoor dat je altijd terug kan grijpen op de ervaring van je voorouders. Geschiedenis en overlevering maken dat je niet steeds de zelfde fouten hoeft te maken. Desnoods vertelt boekenworm het je duizend keer. Hij vindt dat prachtig en het verveelt hem nooit. Eigenlijk vindt hij het heerlijk als er naar hem geluisterd wordt.

Verder is er één die niet ontbreken kan, omdat ze de oorsprong van alles in zich heeft. Het prachtige zeemeerminnetje met de azuurblauwe staart is in alle zeeën, meren en rivieren aanwezig en speelt met het water om de golfslag en de beweging te vieren. Als alles dreigt stil te vallen en de dans uit het leven verdwijnt, slaat ze met haar krachtige staart op het water en begint de wereld weer te draaien.

Als laatste is er nog het groene drukke kaboutertje dat veel gezien wordt met een klein pintje donker bier in zijn knuistje. Hem maakt het allemaal niet zoveel uit als hij maar in gezelschap is. Een klein kroegje heeft hij gebouwd waar het goed toeven is. Als waardig gastheer ontvangt de kleine waard met de rode koontjes alle zes van zijn medewezentjes even gastvrij en bevestigd daarmee de liefde, het respect en de vriendschap.

Wouter Kramer                                                                                                        column 59, 24-12-2015

Buren

buren

We hebben nieuwe buren naast ons gekregen. Een jong stel waarvan zij niet uit Dordrecht of zelfs de Drechtsteden komt. Dit wordt duidelijk als ze je aanspreekt. Je hoort direct dat haar afkomst onmiskenbaar ten noordwesten van ons ligt. Wanneer mijn nieuwsgierigheid te groot wordt en ik hier navraag naar doe, blijkt deze vrolijke flapuit uit IJmuiden te komen.

“Hallo buurman, de heg tussen ons staat helemaal scheef en die willen we weg hebben.” Was mijn eerste kennismaking met deze kordate jongedame. De nieuwe buurman, die achter haar staat, grijpt omzichtig in en nuanceert de eerste indruk die is ontstaan. “ik zal ons even voorstellen, wij zijn de nieuwe buren en ik zal maar meteen even vermelden dat het hart van mijn schat op haar tong ligt.” Buuv moet even lachen en beaamt dat ze de etiquette even overgeslagen heeft, maar dat dat natuurlijk niet zo bedoeld is. Haar ontwapenende lach en lichte schaamrood op de kaakjes onderstrepen haar excuus. Het is in ieder geval een bijzonder prettige verandering na onze vorige buren. Geen onaardige mensen, maar gevormd door een zeer streng Christelijk geloof beten zij nog liever hun tong af dan met ons te communiceren. Ik heb een keer meegemaakt dat de buurman op een holletje voor me uit liep om maar niet met me te hoeven praten. Ik wilde de beste man er even op attenderen dat er bij ons een tuinfeestje aan zat te komen, maar bij elke bocht die ik nam zag ik alleen de wapperende punten van zijn jas. Toen ik uiteindelijk na een vreemde achtervolging bij zijn achtertuin aankwam bleek de angsthaas verdwenen en hoorde ik de achterdeur in het slot vallen. “Stik dan lul”, dacht ik. Vanavond muziek voluit en schijt aan de buren!

Nu gaat mijn vrouw met de buuv een bakkie doen in de stad en zijn we over en weer al bij elkaar op visite geweest. Niet dat ik nu zo familiair met mijn buren hoef om te gaan, maar het is gewoon prettig als je in je directe omgeving wat aanspraak hebt. Beide waren we dat ook gewend vanuit onze eerdere buurtomgeving. Er valt ook wel winst te halen voor de toekomst van ons Nederlanders. Nu de nadruk steeds meer komt te liggen bij duurzaamheid en het delen van goederen, kun je het meest eenvoudig bij je buren terecht. Waarom moeten wij in de straat bijvoorbeeld allemaal een grote uitschuifladder hebben, terwijl we deze van elkaar kunnen lenen? Maar dat geldt natuurlijk voor zoveel spullen. Niet dat ik alles met mijn buren wil delen uiteraard. Als ik een buurman mijn vrouw vriendelijk hoor groeten en goedkeurend zie kijken dan denk ik: “nee vriend! Strikt persoonlijk!” Vroeger werd er veel van elkaar geleend in de buurt. Echter, toen iedereen het financieel beter kreeg werd alles zelf aangeschaft. De interactie in de buurt nam dan evenredig af. Als je elkaar niet meer nodig hebt leef je soms volledig langs elkaar heen. Het is dan ook voor meerdere zaken goed dat we aan de slag gaan met de saamhorigheid. Parijs is wat dat betreft nu wel even het centrum van de wereld. Als we daar, met zijn allen, de duurzaamheid omarmen dan zullen we vanzelf weer meer met elkaar gaan delen. Ik hoop dat daardoor de onderlinge verhoudingen ook normaliseren. Wij zijn er in ieder geval op vooruit gegaan met onze buren. Morgen ga ik maar eens een kopje suiker lenen bij één van mijn buurvrouwen. Je moet toch ergens beginnen nietwaar!

Wouter Kramer                                                                                                        column 58, 17-12-2015

Boek

havik

Ik heb gisteren mijn boek uitgelezen. Op zich is dat natuurlijk niet iets vreemds. Echter heb ik er alweer spijt van dat ik het, voor mijn doen, zo snel heb uitgelezen. Ik had het namelijk ook even weg kunnen leggen, zoals ik met meerdere van mijn boeken doe. Zonder enige schaamte kan ik mededelen dat ik momenteel met drie boeken bezig ben. Correctie met vier. Correctie, als ik het boek in ons huis in Frankrijk meetel, vijf. Inmiddels ligt er ook alweer een nieuw boek klaar dat enorm aan te trekt. Grote kans dat ik daar nu aan begin, voordat ik een ander boek uitlees.
Dit laatste boek hield me, met grote felgele geschubde klauwen stevig in haar greep. Ik heb dat niet vaak, nu kon ik het gewoonweg niet lang dicht laten liggen. Ten eerste trok de kaft me enorm. Een jonge Havik kijkt me zo doordringend aan alsof deze wil zeggen, “luister, ik weet dat je me ziet want ik volg je overal!” Ten tweede gaat het verhaal over de valkerij, geschiedenis en rouwverwerking. Deze ingrediënten triggeren mijn nieuwsgierigheid en beroeren mijn ziel. Daarbij lopen de drie boeiende verhalen naadloos in elkaar over, alsof ik weer in een aantal boeken tegelijk bezig ben.

Geloof me, ik heb het echt geprobeerd. Ik heb het boek omgedraaid weg gelegd, getracht geconcentreerd televisie te kijken, sudokootjes op te lossen in de krant, maar niets hielp. Continu hoorde ik het boek naar me fluisteren: “Pak me dan, als je me loslaat vlieg ik weg, volgend hoofdstuk vertel ik je waar dit vandaan komt en als je doorleest begrijp je wat ik bedoel.” Dat alles maakte mijn verlangen om te lezen onweerstaanbaar. Het voelde alsof ik een junk was. Ik moest het boek wel pakken om mijn drang te bevredigen. Nu de laatste pagina is dichtgeslagen, ben ik nog high en voel ik me rijk en wijs. Wat gaat komen is het gemis, dat weet ik zeker, ik voel het al opkomen. Daarom heb ik het snel uitlezen ook steeds geprobeerd uit te stellen. Het komt niet veel voor dat je iets in handen krijgt dat je zo enorm veel voldoening geeft. Dat wil je niet loslaten, maar het einde komt toch altijd weer in zicht. En nu dus veel sneller dan ik uiteindelijk wilde. Het moet zo zijn, het is een onderdeel van het leven. Gelukkig gaat er altijd weer een deur open als er achter je één dicht gaat.

Ik ben benieuwd of het volgende boek ook weer dat gevoel bij me oproept, of dat ik terugval in mijn oude patroon. Waarschijnlijk dat laatste, omdat ik nu misschien weet waar dat gedrag vandaan komt. Bang voor verslaving? Ondanks dat ik weet, dat angst is een slechte raadgever is, hoort het schijnbaar bij mij. Zo leer je jezelf steeds beter kennen. Het is een proces. Wanneer er een oordeel over me geveld wordt, of mijn karaktertrekjes fijntjes benadrukt worden, ben ik het daar niet altijd zomaar mee eens. Dan rijst de vraag of ik mezelf beter ken dan mijn beoordelaars. Het zal nog wat gesprekken, boeken, films en overpeinzingen nodig hebben om mezelf helemaal te leren kennen en mijn angsten te overwinnen.

Mocht je nieuwsgierig zijn naar dit boek en niet bang zijn om het in één keer uit te lezen. Oftewel, omgaan met die angst, dan kan ik het van harte aanbevelen. Onthoud dan dat de H van High, ook die van Havik is.

Wouter Kramer                                                                                                        column 57, 10-12-2015

Klanken

terphuis dordtse polder

Ik waande mij afgelopen zondag terug in mijn geliefde Dordtse polder. In het oude verlaten terphuis, midden in de uitgestrekte suikerbietenakker, probeerde ik de haard brandend te krijgen om zo mijn koude verkrampte lijf op te warmen. Urenlang had ik rondgezworven op deze stormachtige middag om, rond het “Bos van Waal”, de schuwe krakeendjes of de roerdomp te ontwaren.

Negen van de tien keer leverde het afstruinen van de ruisende rietkragen en de wilgenbossen niet veel bijzonders op, in ieder geval geen dingen die ik niet eerder gezien heb. Het is onvoorstelbaar dat je bij de derde buizerd, die machtige kapriolen uithaalt om de windstoten te pareren, al went aan de aanwezigheid van deze mooie roofvogels. Toch zijn deze wandelingen in de desolate polder, op een winterse middag, ongeëvenaard mooi. Het doet iets met je gevoel. Gure snijdende kou, flarden natte sneeuw tegen je gezicht en stekende pijnscheutjes in je handen doen je beseffen dat de elementen hier nog steeds de dienst uitmaken en je uiteindelijk dwingen om te schuilen. Het wordt dan iets survivalachtig. Ik probeer, met mijn vuurrode bevende handen, wat vochtige lucifers aan te strijken om zo omzichtig een vuurtje te stoken. Ondertussen geselt de wind de takken van de twee oude kastanjes die het huisje omzomen. Gierde fluittonen afgewisseld met klappen als van een zweep, komen van buiten naar me toe, terwijl het brandende hout begint te knisperen. Door de storm trekt de schoorsteen zo hard, dat het lijkt alsof de vlammen van het hout afgescheurd worden. Het dunne glas in de kleine ruitjes rammelt vervaarlijk en klinkt haast blikkerig, het is een kwestie van tijd totdat er één sneuvelt. Ik kan het bekende gerinkel van brekend glas al horen voordat het zover is. Als later de gele vlammen langzaam de invallende duisternis proberen te verjagen, kom ik tot rust. Lange bewegende schaduwen maken de kleine ruimte levendig en de zalvende warmte maakt me loom. Nu voel ik pas echt, wat deze afgelopen uren van me gevergd hebben. Ik doe mijn ogen dicht en door de bulderende storm heen hoor ik een kraai krassen. Zijn klaagzang sterft een langzame dood in de harde wind. Het wordt opgevolgd door het dwarrelende gekwetter van een zwermpje staartmezen, die neergestreken moeten zijn in de oude kastanje. Als een boei op zee moet deze boom redding gebracht hebben voor de kleine weggewaaide pluizenbollen. In gedachten zie ik ze fel heen en weer geschud worden terwijl ze zich stevig vastklampen aan dunne takjes. “Speels gemak” staat in mijn beleving centraal als ik aan vogels denk, zeker wanneer het stormt. Eenmaal huiswaarts zie ik een slechtvalk windkracht negen trotseren en duidelijk het pleit, zonder enige angst of moeite, voor zich winnen. Er is zeker geen behoefte om te schuilen. Nee, speelkwartier in het zwerk. Het is met volle teugen genieten voor de valk. En voor mij? Enige vorm van jaloezie kan ik niet onderdrukken.

Dan stoppen de geluiden en valt er een stilte. Een uur heb ik bij mijn zus thuis op een mat gelegen om een klankschaalmassage te ondergaan. Rustig ontwaak ik uit mijn sluimertoestand. De sessie is beëindigd. Alle zintuigen zijn zojuist geprikkeld en de klanken hebben een beeld geschapen uit mijn herinneringen. Na een kopje kruidenthee vraagt ze of ik nog een engelenkaart wil trekken. Waarom niet, bedenk ik mezelf. “En? Ga je dit nog met me delen?” Ik lees voor; Vreugde – Bezieling –  Passie.

Wouter Kramer                                                                                                        column 56, 03-12-2015