HET POSTKANTOORSYNDROOM

bagijnhof dordrecht postkantoor achterom

Wat is dat toch met sentimenten? Van de week fietste ik langs de HEMA en reed, als het ware, in de schaduw van het oude Dordtse postkantoor. Stratenmakers hebben daar donkere klinkers in het wegdek geplaatst die het patroon van de voormalige trots dienen te verbeelden.

Eigenlijk vind ik dat maar niks. Een slap aftreksel van vergane glorie. Gooi dan die foeilelijke C&A en HEMA tegen de vlakte en bouw het, uit verschillende bouwstijlen opgetrokken, kunststuk van de rijksbouwmeester gewoon weer op. Oude tekeningen, foto’s en ontwerpen genoeg, lijkt mij. Zo rond de jaren zeventig zijn er erg veel historische panden en straatbeelden verdwenen uit oud Dordrecht. Onder het mom van bereikbaarheid en schaalvergroting zijn er grote strakke kantoren en winkelpanden verrezen. Zo ook dus op het Bagijnhof met zijn karakteristieke gevels, begeleid met een bomenrij en het mooie Postkantoor. Ik ben daar als kind nog geweest en in mijn beleving kwam je het gebouw, met de twee torens, via een brede trap en magische houten draaideuren binnen. Uiteraard draaide ik eerst een keer of drie rond om vervolgens de hoge hal te betreden waar met sier betegeling de vloer en wanden bekleed waren. Een soort Efteling attractie in je eigen stad. Zeker is, dat het oude hof van de Begijnen, waar de straat naar vernoemd is, plaats heeft moeten maken voor dit dure en ambitieuze project, uit het begin van de vorige eeuw. Ik ben benieuwd of er toen ook protesten waren van Dordtenaren die treurden om het verdwijnen van het mooiste hof uit de regio. Als je er een indruk van wilt krijgen, kan ik je verwijzen naar het werelderfgoed uit Leuven. We kunnen het niet meer navragen vrees ik. De oudste Dordtenaar van dit moment kan als zuigeling nog net de sloop van het hof meegemaakt hebben. Maar een mening hierover zal er niet meer gevraagd kunnen worden. Net zo goed als dat je aan onze kinderen niet hoeft te vragen of ze het oude postkantoor missen. Waarom is het dan zo, dat het postkantoor bij heel veel Dordtenaren blijft spoken? Het moet gewoon zeer gedaan hebben om een vertrouwd gebouw, op een vertrouwde plek, met een vertrouwde functie te verliezen. Als ik het bij mijzelf na ga, voelt het verlies van het laatste postkantoor aan de Johan de Wittstraat als een amputatie. Ook daar is behoefte aan herinnering en heet het aldaar gevestigde restaurant, “Post”. Dat is niet voor niets. Aansprekende gebouwen met een bepalende functie horen bij het stadsgevoel. Stel je nu Dordrecht maar eens voor zonder bijvoorbeeld; station, stadhuis, Groothoofd of zelfs het stadion.

Ik speel vaak, in gedachten, met mijn verleden. Uiteraard gaat alles door en worden meestal alleen dingen gemist die je zelf gekend hebt. Sentimenten worden bepaald door gevoel. Laatst was ik op zolder wat oude meuk aan het uitzoeken. Hup, zo de vuilniszak in, wanneer je er geen herinnering aan hebt. Het opruimen van de rotzooi krijgt een andere lading wanneer ik stuit op een kleinood uit mijn kindertijd. Een rapport van de lagere school. “Dromerig” staat er als opmerking onder geschreven door juffrouw de Zwart. Was ik verliefd op, weet ik nog. Lang blond haar en een hele zoete stem. Ik ben benieuwd of de Don Bosco school, met het beeld van de walvis bij de ingang, er nog staat? Zullen ze toch wel bewaard hebben? Zonde anders toch! En het rapport, terug in de kast.

Wouter Kramer                                                                                                       column 75, 12-05-2016

20130706-kunstschaduw-bagijnhof-dordrecht-tstolk_resize

BREEKBAAR ALS GLAS

groen glas

Eind april. De waarschuwingen van diverse weermannen, over winterse temperaturen en hagelbuien, worden teniet gedaan door het kraakheldere zonlicht, dat van achter het venster mijn ogen dicht doet knijpen om de flinterdunne scherpte te kunnen verdragen.

Terwijl ons Amandelboompje haar zoete roze bloesem al heeft moeten loslaten, komen de cerise rode bloemen van de Prunus en overweldigende zachtmauve pruik van de Keizersboom me vrolijk tegemoet. Als ware het, her en der, vastgeplakte tulpen op een grote grillige bonsai, pronkt de trotse Magnolia, van drie tuinen verderop, met haar geschilderde kunstwerkjes. Gelijk een, met fel kleurend palet, geschilderd doek steekt het fris ontluikende groen en de hemelsblauwe lucht, achter spierwitte wolken, sprankelend af tegen de diverse kleuren van de bloeiende planten en bomen in mijn gezichtsveld. De natuur houdt een schoonheidswedstrijd. Lichte beweging maakt het geheel levend en laat me beseffen dat ik niet in een betoverd schilderij gestapt ben. Ik moet naar buiten!

Ik aanschouw mijn vrouw, die haar gevoerde jas, welke eigenlijk al aan de zomerslaap begonnen was, weer uit de kast tevoorschijn getoverd heeft. Handschoenen en wollen sjaal met, uiteraard, bijpassende muts, maken de winteroutfit compleet en doen me vermoeden dat ik zo dadelijk onaangenaam verrast kan worden door het, in mijn geest genestelde, verkeerde beeld van de buitentemperatuur. Wanneer de voordeur opengaat, verdwijnt, als de zon achter een sneeuwbui, de gedachte om naar mijn tante in de Merwelanden te fietsen. Met de verwarming op 24 graden tuffen we vervolgens, door een hagelbui heen, richting het zorgcentrum op de Staart. We gaan mijn boekje brengen, dat ze nog tegoed heeft voor haar tachtigste verjaardag. Deze krasse vrouw kan, in mijn beleving, nog makkelijk op zichzelf wonen, maar als we het zorgcentrum betreden en daarna haar appartementje binnengaan, snappen we waarom ze zich hier volledig op haar gemak voelt. Het uitzicht over de Dordtse Biesbosch met daarvoor de prachtige jachthaven en de bonte verzameling plezierjachten is net zo oogstrelend als onze straat van afgelopen ochtend. Tante heeft het goed. Ze noemt het hier haar resort. Als ze er behoefte aan heeft gaat ze ook gewoon de “kroeg” in bij de patio van het gebouw. Of een patatje halen bij het restaurant, als ze geen zin heeft om te koken. Het komt doordat het een katholiek huis is, vertelt ze. Die Bourgondische inslag maakt het gewoon gezelliger. Mijn vrouw snapt dit, volgens haar is het raadzaam om ons alvast in te schrijven! Na een bakkie koffie met gekookte melk en een speculaasje of twee, komen de verhalen. Tante is een vrouw van de wereld en er is geen onderwerp dat gemeden wordt of waar ze geen mening over heeft. Haar wijsheid en zelfkennis worden omgezet in rustgevende adviezen en we voelen ons ontzettend op ons gemak. Intussen valt een groen soort steen op, die op het bijtafeltje staat. Gezien de passie van mijn tante kan dit zomaar eens een flinke smaragd zijn die ze, op één van haar mineralen en edelstenen zoektochten met mijn oom, heeft verzameld. “vind je hem mooi?” vraagt tante aan mijn vrouw. “ja prachtig, het doet me denken aan het ruige Antarctica.” “Je mag hem hebben hoor, het is gewoon een stuk glas.” Inmiddels staat het bij ons op de kast. Stoer, sprankelend en breekbaar. Net als tante!

Wouter Kramer                                                                                                        Column 74, 28-4-2016

EEN SPOTTER DIE NIETS ZIET

bosuil

Het wordt een beetje een obsessie. Ik kijk tegenwoordig continu tussen de takken en in de gaten van bomen om een uil te ontwaren. Niet dat ik nu zo bijzonder gefascineerd ben door deze gevederde nachtjagers, maar mijn vrouw heeft nog nooit een wilde uil gezien en dat voelt voor haar, inmiddels al geruime tijd, als een enorm gemis.

Zelf ben ik meer van de dagroofvogels. Tijdens het schrijven van dit stukje zie ik, tot mijn vreugde, van achter het raam twee torenvalken capriolen in de lucht maken om de lente te vieren. Volgens mij kent dit koppeltje elkaar al jaren en broeden ze altijd op dezelfde plaats op de rand van de hoge opslagtank aan de overkant van ons kantoor. Toch dienen ze elkaar telkens weer van hun schoonheid en fitheid te overtuigen, voordat er wordt overgegaan tot de paring. Nu ik hier over nadenk is het misschien een idee om me weer eens flink uit te sloven, als ik zo dadelijk weer thuis kom. Behoorlijk uitgebreid pronken en mijn fitheid ten toon spreiden om mijn vrouw zover te krijgen, dat ze heel graag met mij een paring overweegt. Dan moet ik natuurlijk niet al mijn kruit verschieten tijdens het imponeren, anders wordt het niets meer met de daad! Maar dit terzijde.

“Een prachtige witte uil!” vertelt onze dochter laatst. Ze reed samen met haar vriend op de scooter van Rotterdam naar Dordt, toen de uil vanaf een paal een stuk met hen opvloog. Ik meldde, dat ik reeds diverse uilensoorten in het wild gezien heb en dat wij ook al in de wijk een bosuil hebben horen roepen. Mijn vrouw wordt hier alleen maar jaloers van en het zien van een wilde uil moet nu binnenkort echt bevredigd worden. Dus onze zoektocht gaat verder! Het heeft inmiddels geleid tot bezoeken aan het Wantijpark. Daar huist, volgens ingewijden, een bosuil die regelmatig onverstoord zit te dutten, terwijl er mensen met gillende kinderen en blaffende honden voorbij wandelen. Via, via hebben we doorgekregen waar deze boom zich ongeveer moet bevinden in het park. Rondom het pierebadje, beter bekend als de Paddenstoel loop ik weer mijn nek te verrekken om de uil te spotten. Diverse bomen komen in mijn beleving in aanmerking om een uil een rustig roestplekje te verschaffen, maar tevergeefs. Samen met mijn lief loop ik het hele traject nog eens af. Ik vertrouw op mijn haviksoog en mijn jarenlange ornithologische ervaring. Ik zal de uil vinden! Op een gegeven moment zie ik verderop wat gasten in camouflagekleding met verrekijkers en camera’s met toeters van lenzen staan. Ik weet genoeg. Daar is de boom, kan niet missen. Spottend attendeer ik mijn vrouw hierop; “Kijk vogelspotters”. Nu gaat het gebeuren! “Bosuil, neem ik aan?” vraag ik aan één van de boswachters in spe. “ Ja” Is het bevestigende antwoord en ik kan enig enthousiasme niet onderdrukken. “Maar hij gaat net de holte van de boom in” zegt de eikel met een verrekijker om zijn nek. Zeker een half uur hebben mijn vrouw en ik nog rond de boom, vanaf alle invalshoeken getracht de uil te lokaliseren. Bij het voorstel om dan maar even de boom in te klimmen, grijpt mijn vrouw in en zet haar teleurstelling opzij. “Kom maar, we weten nu in elk geval waar de boom staat, ga ik toch binnenkort zelf even kijken”. “Vooruit dan maar”, zucht ik. Bij het weglopen kijk ik nog een keer achterom. Vervolgens tuur ik onderweg weer alle bomen na. Ben ik zelf niet gewoon een spotter?

Wouter Kramer                                                                                                      Column 73, 21-04-2016

IN DE VOETSPOREN TREDEN

column 72

Afgelopen week ben ik met mijn “eigen” kinderen op vakantie gegaan. Als drie-eenheid zijn we een week met elkaar opgetrokken in het boerenstulpje in Frankrijk. Bij het graven in onze herinnering kwamen we tot de conclusie dat het zeker vijf jaar geleden is dat we gedrieën op vakantie waren.

Destijds waren we inmiddels redelijk op elkaar ingespeeld, na het verlies van de spil in ons gezin. Mijn dochter had, tegen wil en dank, de vrouwelijke niche ingevuld en mijn zoon had het verlies van zijn moeder aangegrepen om met mij en zijn zus de band te versterken en zo de leegte op te vullen.

De afspraak die we gemaakt hadden: “Dat we niet naar de kloten zouden gaan”, was tot zover gelukt.

Het ergste dat ons toen kon overkomen was dat men ons zielig zou gaan vinden. Dat wilden we niet! Trots zijn we de toekomst tegemoet getreden en nu kunnen we, na tien jaar, terugkijken op het resultaat van onze stoere overlevingsstrijd.

Begin dit jaar hebben we besloten dat het tijd werd om weer eens met zijn drieën wat qualitytime met elkaar door te brengen. Dat idee is ondersteund door onze partners. Het lag voor de hand dat we naar het vertrouwde huisje in Frankrijk zouden gaan. Daar liggen veel herinneringen en kunnen we ons volledig in gemak op ons zelf en onze geschiedenis richten. In de aanloop naar deze week zijn er al wat spullen verzameld om mee te nemen. Langzaam maar zeker ben ik wat CD’s en DVD’s bij elkaar gaan zoeken. Achter in de kast, de hele serie van “Only fools and horses” en wat oude films boven water getoverd. En onder in de CD-lade Cornelis Vreeswijk, Herman van Veen en Ja Zuster, Nee Zuster weer afgestoft. Dochterlief regelt de belegde broodjes, dropjes en andere bekende etens- en drinkenswaar voor onderweg. Zoon neemt wat alcoholische versnaperingen mee, voor als we eenmaal gearriveerd zijn en zorgt, zoals altijd, voor wat spellen om de avonden te vullen. Midden in de nacht pik ik achtereenvolgens die meid en daarna die gozer op. Van mijn schoonzoon krijg ik nog het laatste album van Asterix de Gallier mee. Eenmaal onderweg haal ik met m’n zoon wat anekdotes uit diverse Asterix albums op en de toon is gezet. De eerste lachtraantjes lopen al over de wangen. Als we de grens met België passeren wordt uit volle borst “Suzanne” van Herman meegezongen en bij de overgang van België naar Frankrijk deinen we mee met “Bakker de Baksteen” van Cornelis. Onderweg al een heerlijk vers stokbrood gehaald bij een lokale patisserie. Daarna de eerste Franse lekkernijen ingeslagen. Goed gemutst rijden we de Morvan binnen en even later wordt in ons huisje de houtkachel opgestookt. Onthaasten is het woord en langzaam komen we in de “back to basic” modus. Halverwege de week gaan we, tussen het rommelen aan het huis en het genieten van de plaatselijke streekproducten door, naar Moulins. In deze prachtige oude stad van de hertogen van Bourbon, belanden we in een authentiek Grand Café uit 1899, grandeur komt je tegemoet, pracht en praal met een uitstraling welke hoort bij adel. De sfeer is prima en alles komt voorbij, verleden, heden en toekomst. Alles mag gezegd worden. Nooit heb ik me beter op mijn gemak gevoeld met mijn, inmiddels zo goed als volwassen, kinderen. Als op een gegeven moment blijkt dat ik, ondanks kritiek, toch weer op een voetstuk geplaatst word, geef ik aan dat zij bewezen hebben nu al verder te zijn dan ik op hun leeftijd. Ze hebben geen idee, dat ze ook mij overeind gehouden hebben en mogen gewoon zichzelf zijn en hun eigen pad kiezen. Ik zal vanaf de zijlijn trots en liefdevol meekijken.

imageWouter Kramer                                                                                                      Column 72, 14-04-2016

BARBAREN

psp 1971

Waarom doe je deze naam eer aan? Het is een term die gekoppeld is aan een beleving. Waar komt het dan vandaan? Het is ooit voortgekomen uit onbegrip. Toen de oude Grieken en Romeinen hun territorium agressief aan het uitbreiden waren, stuiten zij op allerlei volkeren welke zij niet verstonden of begrepen. Daar ontstond een term voor: “Barbaren”. Later zijn de onbegrepen Berbers vernoemd naar deze term en hun woongebied werd Barbarije genoemd en strekte zich uit over heel Noord-Africa. Nu zien we Barbaren als mensen “zonder geweten”, wat doe je jezelf aan!

Als ik denk aan de mensen die een bomgordel omdoen, om doelbewust andere mensen te doden en leed te bezorgen, dan kan ik niet anders dan dit barbaars vinden. Als er inmiddels in ieder Europees land, in stadsdelen, Arabisch als voertaal gesproken wordt, kun je niet anders concluderen dat we weer van elkaar vervreemden en elkaar als Barbaren beschouwen. Waarom doen we elkaar dit aan, is dan de vraag. Wat bezielt iemand om, zich zo te laten indoctrineren, zijn leven op te geven en dat van anderen te nemen en te verzieken? Deze ongelooflijke wilskracht, overtuiging en motivatie kan volgens mij, juist in positieve zin, gebruikt worden om bergen te verzetten ten behoeve van het eigen levensgeluk en dat van al je medemensen. Haat is verloren energie, talent en tijd. Schijnbaar geeft het geloof, in een andere tijd, met nieuwe vooruitzichten genoeg aanknopingspunten om dit leven te verruilen voor een sprong in het duister. “Geloven” wordt hiermee “zeker weten” en daarmee is de geest uit de fles. Het slaat nergens meer op! Niemand is gediend bij geweld door een dogmatisch eenzijdig gelijk. Ik heb enorm veel boter op mijn hoofd en dacht dat iedereen zou begrijpen dat de vrijheid, die sprak uit de verkiezingsaffiche van de Pacifistisch Socialistische Partij uit 1971, door iedereen in de wereld omarmd zou worden, omdat er nu eenmaal niets mooier is dan de naakte waarheid en –vrijheid van het heden. Nederland als losgekomen natie uit Christelijke verboden en helse vooruitzichten. Tolerantie, ruimdenkendheid, solidariteit en vrijheid van meningsuiting en geloof. Wie kan daar nu op tegen zijn en het was een kwestie van tijd totdat we allen, in één grote polonaise over de hele wereld, de liefde zouden vieren. Ik vrees, dat een huidige politieke partij wel duizend en één nachten nadenkt voordat ze zo’n affiche laten drukken. Vooral geen aanstoot geven! Ik zie zelfs Geert Wilders niet in zijn blote piemel, voor de volgende verkiezingen, op een poster verschijnen met een gebroken geweer in zijn hand. Als we nu nog een liberaal standpunt willen innemen, zullen we ons barbaars op moeten stellen en de grenzen dicht moeten gooien om onze verworvenheden, rijkdom en gedachtegoed te beschermen. Barbarisme alom, we begrijpen elkaar niet meer en zijn niet meer bereid om te communiceren. Het is makkelijker om te bombarderen. “Wij” gooien hun land plat, “zij” gooien onze infrastructuur plat. Allemaal onder het mom van het beschermen van de eigen perfecte stam. Waar houdt dit op? We breken zwangerschappen af als het Downsyndroom geconstateerd wordt. Deze mensen zouden van geen waarde zijn. “Niet normaal, geen toekomst en duur voor de maatschappij”. Nee, de Wereld is gebaat bij intelligente, goed geschoolde, talentvolle mensen. Dat hebben we in Europa goed voor elkaar. Allemaal goed opgeleid, allemaal gerespecteerd, allemaal verzorgt, allemaal gehoord en velen toch zo verknipt, gefrustreerd en gestoord. We zijn terug bij af. Barbaren kennen elkaar niet. Geen begrip. Dat is pas debiliteit!

imageWouter Kramer                                                                                                column 71, 24 maart 2016

 

OPTIMIST

image

“Wouter, ik zit nu echt helemaal aan de grond. Op zwart zaad, om zomaar eens te zeggen. Je weet, ik klop niet gauw ergens aan maar nu kon ik echt niet anders.” Dat zijn de woorden, die een ex medewerker tegen me zegt wanneer hij even een bakkie komt doen bij ons op de zaak. Twee maanden geleden is deze ploeteraar aan zijn tweede heup geopereerd en nu is hij, met windje tegen, op de fiets vanuit Brielle naar de Botlek gekomen. “doet wel zeer, maar ik ben lekker buiten toch!”

Niet dat hij nu bij mij aanklopt, want zo is hij niet. Behalve af en toe voor werk dan! Nee, hij is bij de voedselbank geweest. Hij heeft daarvoor zijn trots opzij moeten zetten maar dat gaat hem inmiddels steeds makkelijker af. Hij heeft dat de laatste jaren toch al een aantal maal moeten doen. Ooit was hij een jonge talentvolle, hardwerkende operator bij “onze” Koninklijke Shell en zag zijn toekomst er rooskleurig uit. Begin jaren 70 waren er grote ploegen met mannen op het terrein in Pernis aan het werk en was hij als jochie enorm gefascineerd door het sociale groepsproces. Als zoon van een zeer strenge politieagent met strakke regels en een niet lullen maar poetsen mentaliteit, kreeg hij nu te maken met allerlei vreemde snuiters die het toen niet zo nauw namen met de regels. Zelf heb ik, in die tijd, ook als operator gewerkt bij een tankopslagbedrijf. Het was destijds inderdaad een cowboytijd. Overdag de benen uit je lijf lopen, dan ‘s middags een biertje met de directeur en nachts een filmpje kijken. Het was meer regel dan uitzondering. Zo ging het schijnbaar ook bij de Shell en onze vrolijke vriend vond het allemaal wel heel erg gezellig. Toen er inmiddels meer bier dan olie verhandeld werd in Pernis zijn de teugels aangehaald. Het werd er niet leuker op en hij is uiteindelijk, onder lichte dwang, vertrokken. Om toch in de vrolijke sferen te blijven heeft deze liefhebber nog even een clubje van lichte zeden gehad. Lachen, gieren, brullen en de vreemde snoeshanen die hier op af kwamen maken de verhalen alleen maar smeuïger. Hij zag en ziet nu nog steeds overal de humor van in. Later heb ik hem geplaatst bij een opdrachtgever van ons. Die waren, na een tijdje, zo onder de indruk van zijn vakkennis en werkethiek dat ze een sollicitatiegesprek met hem opgelijnd hebben. Er was één minpuntje aan te merken op zijn CV; niet in het bezit van een rijbewijs! In geuren en kleuren heeft hij de HR dame uitgelegd hoe dit kwam. Op de examendag was hij, na een avondje stappen, dronken door zijn afspraak heen geslapen. Als de sodemieter is hij toen met zijn vaders auto naar het CBR gereden. Op de parkeerplaats werd hij, door een man, er op geattendeerd dat de plek waar hij zijn auto had neergezet, gereserveerd was voor de examinator. “Nou ja, maak jij dat uit dan? Ik zie geen bord met gereserveerd staan, dus bekijk het maar.” Om vervolgens binnen, je raadt het al, voorgesteld te worden aan de examinator die hij zojuist op zijn vestje had gespuugd. De jonge dame kon om deze, vrolijk vertelde, onveilige handeling niet lachen en de vacature ging aan hem voorbij. “begrijp je dat nou Wouter? De mensen hebben geen humor meer.” Hij meldt nu dat, ondanks nooit een uitkering aangevraagd te hebben, hij tegengewerkt wordt door het UWV. Altijd heeft hij trots zijn eigen boontjes gedopt, maar nu krijgt hij nul op het rekest vanwege procedurefouten. Hij is dus aangewezen op de voedselbank. “Daar worden gewoon tassen vol met voedsel weggehaald door vrouwen die de Mercedes vijf straten verderop parkeren, ik lach me rot.” Vertelt de rasoptimist.

imageWouter Kramer,                                                                                                           column 17-03-2016

PRETLETTERS

image

Ik kan niet anders zeggen, dat ik weer aangenaam deelgenoot geweest ben van het grootste gezin uit mijn familie. Alle zeven waren ze er, vijf broers en twee zussen. Net als ik, en nog meer van mijn familieleden, zijn deze neven en nichten inmiddels wees. Mede daarom waren we bijeen om onze tante, één van de laatste der Mohikanen uit het gezin van onze ouders, voor haar 80e verjaardag te verrassen met een surpriseparty.

Het terechte middelpunt van de belangstelling was mijn tante. Haar zo typerende pretoogjes hebben de hele dag gestraald. Verder heb ik enorm genoten van mijn gezellige familie. Maar de vrolijke Flippo’s hebben weer een onwisbare indruk op me gemaakt. De jongste broer loopt dansend naar de bar om bier te halen en zijn oudere broer haakt vrolijk springend in. Aan een grote tafel zitten deze Dordtse Waltons elkaar stevig op de hak te nemen en niemand wordt gespaard. Uiteraard doe ik hier en daar nog een extra duit in het zakje en tot tranen toe wordt er gelachen. Wat zo typerend aan dit gezin is dat, wat er ook gebeurt, het optimisme overheerst. Het werkt ongelooflijk aanstekelijk en de eerste impuls bij al deze pretletters is “lachen”. Hoe dan ook, de mondhoeken gaan altijd vanzelf omhoog. Zelfkennis lijdt tot zelfspot en dat werkt enorm in het voordeel van het groepsgevoel.

Vroeger als kind kwam ik er vaak op bezoek. Het grote gezin van oom, tante en zeven kinderen woonde in Wielwijk op de tweede verdieping van een portiekflatje in de Cornelis Evertsenstraat. Als je tegenwoordig negen polen in zo’n portiekflat laat wonen wordt je opgepakt! Destijds ging dit gezin er gewoon mee om. Nou ja gewoon, er gebeurde natuurlijk altijd wat. Mijn oom hield, net als veel van zijn tijdgenoten, van klassieke muziek. Zijn oudste zoon had de liefde voor de muziek van hem geërfd en wilde dit met de gehele flat delen. Dat het genre echter hardrock was kon mijn oom niet bekoren en als hij schreeuwend net boven Deep Purple uitkwam om te godverren of dat het zachter kon, zette mijn neef, met zijn dwarse kop, de muziek gewoon helemaal uit. Dan maar voetballen met zijn allen achter de flat. Wanneer ik dan één van de broers een zaaier gaf, moest ik voor de volgende hard voor mijn leven rennen waarbij een ander spontaan begon te janken. De vierde wist sussend de gemoederen weer tot bedaren te brengen. Even later zaten we gewoon met z’n allen weer te lachen en te dollen. Hoogtepunten waren gezamenlijke maaltijden. Vrijdag was patatdag en de meiden stonden emmers vol met grote aardappelen te schillen. Intussen werd het Ossewit langzaam heet en werden er dozijnen eieren gekookt. Voor mijn tante maakte het daarbij niet uit dat er meegegeten werd. Of je nu voor negen, of voor tien of elf personen eten maakt. Met z’n allen rond de grote tafel was het een georganiseerde bende. Ongelooflijk hoeveel er door het gezin geconsumeerd werd en hoe een ieder er mee omging. Het feit, dat ik er graag en veel kwam, zegt genoeg. Dat dit gezin nu nog altijd veel plezier aan elkaar beleefd is in het kleine flatje ontstaan door geduld, liefde en humor. Allemaal zijn ze verschillend maar wel één hecht gezin. Nooit vergeet ik ook het lachende gezicht van de bakker die fluitend de halve inhoud van zijn kar iedere dag daar afleverde en de goedgemutste melkboer die volgens mijn neef, van de destijds geleverde zuivel, nu nog steeds een Rolls Royce rijdt.

imagewouterkramer                                                                                                         column 69, 10-03-2016

 

JARIG

2011-12-06-schrikkeldag

Afgelopen week was ik jarig. Niets vreemds zou je denken, iedereen verjaart nu eenmaal. Toch was het voor mij weer een andere verjaardag, dan voor de doorsnee medemens. Voor de 14e keer in mijn leven was het mogelijk om op mijn geboortedatum ook mijn verjaardag te vieren. Ik ben namelijk op 29 februari geboren.

Het feit, dat ik een schrikkelkind ben, maakt me speciaal. Dat vind ik zeker niet vervelend en ik begrijp de ouders niet, die er alles aan doen om een geboorte op deze dag te vermijden. Het verhaal dat mijn eigen vader nota bene tegen de vroedvrouw destijds zei: “Zet de datum maar op 1 maart, het is nog maar een uurtje.” En waarschijnlijk tegen mijn moeder heeft gezegd: “Even vast houden nog meissie, niet persen!” Heeft me dan ook altijd verbaasd. Vreemde vogels en aparte types genoeg in de familie en om nu te stellen dat mijn vader een doorsnee man was, gaat ook niet op. Wellicht wilde hij me de extra aandacht en uitzondering besparen. Uiteindelijk is er gewoon “29 februari” op mijn geboorteakte komen te staan en terecht, want dat hoort bij mij. Het heeft me inderdaad wat extra aandacht opgeleverd. Vanaf het moment, dat ik me ging beseffen dat ik toch wel een uitzonderlijke geboortedag had, ben ik er wat mee gaan doen. Toen ik 3 werd was mijn jongste zus inmiddels ouder dan ik. En op mijn 4e was ik zelfs groot voor mijn leeftijd. Nu ik 14 ben gaat dat al niet meer op. Verder heb ik op mijn 6e verjaardag, met lotgenoten, een reis aangeboden gekregen naar Zweden. Met een heel nest schrikkelaars, hebben we onze verjaardag op de boot van Kiel naar Göteborg gevierd. Mooi was ook, dat mijn dochter en ik in het zelfde jaar 10 werden. Dat hebben we groots gevierd in een zaaltje. Talloze cadeaus, die ik toen gekregen heb voor mijn 10e verjaardag, konden zo doorgeschoven worden naar mijn zoon. Leuk ook het Poëziealbum dat ik toen gekregen heb, de versjes die daar instonden mocht mijn zoon echter niet lezen, rode oortjes kreeg ik er van.

Nu heb ik dus een periode van 4 jaar 13 afgesloten. Deze periode is begonnen op de top van de Kilimanjaro. Destijds hadden drie vrienden en ik het plan opgevat om op 29 februari deze mijlpaal te bereiken. Ondanks hoogteziekte heb ik daar mijn verjaardag goed gevierd. Onze Tanzaniaanse begeleiders hadden zelfs nog een taart voor me geregeld en volledig in Afrikaanse stijl verjaardagsliederen gezongen. Zo zie je maar, het levert altijd iets speciaals op. Het mooiste cadeau was echter dat op die dag, op grote afstand van elkaar, mijn huidige vrouw en ik besloten om te gaan trouwen. Daarna hebben we als nieuw samengesteld gezin in de afgelopen 4 jaar veel meegemaakt en gedaan. Ik kan gerust stellen, dat voor mij 13 geen ongeluksgetal is en dat ik deze leeftijd maximaal benut en uitgemolken heb. Maar het is goed zo, tijd voor de volgende 4. Volgens mijn collega die, op het werk, met een speech deze 14e periode ingeluid heeft, gaat het me weer veel brengen. Hij voorspelt kleinkinderen, het uitvliegen van de nog thuiswonende kinderen, wereldreizen met mijn vrouw en het uitbrengen van een boek. Wel deze visionair heeft voortschrijdend inzicht. Met trots kan ik melden, dat mijn neef en zijn vrouw al een boekje hebben laten bundelen en mijn vrouw een website heeft gebouwd over mijn proza. Mooie cadeaus om 14 mee te beginnen.

www.wouter-kramer.nl                                                                                          Column,  03-03-2016

 

 

OEFENING BAART KUNST

tennis2

 

Destijds mocht ik van mijn ouders er een tweede sport bij gaan zoeken. Mijn hardwerkende vader ging mee in de vaart der volkeren en verdiende inmiddels net boven modaal, in combinatie met mijn moeders zuinigheid konden we ons deze extra luxe permitteren. Een tweede sport, want voetbal bij RCD stond ongenaakbaar op nummer één. Ik sliep destijds met een leren knikker als hoofdkussen. Toch hoefde ik niet lang over een tweede sport na te denken. Hoewel mijn moeder voor mij een carrière als wielrenner helemaal zag zitten, en ik hard fietsen als een tweede natuur beschouwde, bedankte ik voor de eer. Het stoempen was me namelijk met de paplepel ingegoten, omdat ik de benen uit mijn lijf moest trappen om haar bij te houden. Wat een tempobeul met turbodijen was mijn moeder! Toen ik de eerste beelden in zwart-wit van de Tour de France zat te kijken met mijn vader en regelmatig een renner uit de bocht zag vliegen of tegen het asfalt zag kwakken was mijn liefde voor het wielrennen voor altijd beperkt tot het volgen van de coureurs op de beeldbuis.

Wat wel enorm tot de verbeelding sprak, was het enorme talent dat de moderne Viking Björn Borg ten toon spreidde. Deze koele kikker liet zijn drukke rivalen alle hoeken van de baan zien. Dat wilde ik ook wel. Samen met mijn vader heb ik een prachtig Dunlop racket uitgezocht. Een kunstwerk was het gewoon. De prachtige nerf in de verschillende laagjes licht en donker hout in combinatie met de strakke letters en lijnen in glanzende lak maakte dit sierraad haast te mooi om er mee te tennissen. Dit delicate instrument diende ook nog eens verpakt te worden in een houten rekje, om niet krom te trekken. Alleen al om het bezit van het racket was ik blij met mijn nieuwe sport. De volgende fase was tennisles. Bij de tennisclub CC in Dubbeldam heb ik me begin jaren ‘70 aangemeld. Om mijn idool te benaderen, heb ik ook gelijk maar mijn haar laten groeien. Helemaal gesteld stond ik klaar om binnen afzienbare tijd, op Wimbledon, zijn plaats in te nemen. Het begon allemaal met balbehandeling en -beheersing. Toen had ik al moeten weten, dat er voor mij een lange weg te gaan was. Als ik bij het hooghouden niet verder kwam dan een keer of tien, gaf ik het pluizig etterding een pestklap waar alleen de labrador, die verderop in het sportcomplex werd uitgelaten, nog plezier aan beleefde. Toch heb ik enorm veel energie en tijd in het aanleren van de forehand, de backhand en de service gestoken. Het was al wel snel duidelijk, dat alleen de forehand een natuurlijke slag was welke ik redelijk snel onder de knie zou krijgen. Buiten het lesuurtje om, heb ik dagen achtereen tegen de garagedeur van de buren en later, toen ik een uitzinnig boze buurman afgeschud had, tegen een blinde muur geoefend op al mijn slagen. Het gewenste resultaat bleef uit, nimmer ben ik gescout om in een selectie te gaan tennissen. Het talent om ooit kampioen te worden ontbrak helaas. Desalniettemin ben ik altijd tennisles blijven volgen. Ook nu volg ik trouw, één keer per week, de aanwijzingen van mijn bevlogen tennisleraar nog op. Mijn specifieke kwaliteiten liggen wel in het feit dat ik op alles loop, nooit opgeef en een grenzeloos vertrouwen in verbetering heb. Inmiddels word ik zelf vergeleken met een labrador, omdat ik achter iedere bal aanren. eindelijk was daar van de week voor mij het moment van erkenning. Mijn tennismaten van de wintercompetitie wisten me te melden dat ik duidelijk verbeterd ben sinds dit seizoen. Het duurt even maar oefening baart kunst.

Wouter Kramer                                                                                                     column 67, 25-02-2016

BLOTE VOETEN

van Bommel

Vorige week was ik, voor mijn werk, een paar dagen in Londen. Nette kleren en schoenen heb ik meegenomen en alles diende in een klein koffertje te passen want we reisden licht, met alleen handbagage. Mijn collega’s dachten dat ik hierdoor geen ruimte meer had voor sokken want het viel hen op dat ik deze dagen met blote voeten in mijn schoenen liep. Niets is echter minder waar, ik draag namelijk al jaren geen sokken meer.

Dit komt door Ruud krol. Deze ongelooflijk getalenteerde linksback van het Nederlands elftal uit ’74 gaf een aantal jaren geleden een interview vanuit Egypte waar hij toen bondscoach was. Wat de reporter toen opviel was, dat de strak geklede held onder zijn maatpak geen sokken in zijn schoenen droeg. Bij navraag naar deze opmerkelijke constatering had Ruud de volgende verklaring: “kijk, wij waren destijds onze tijd ver vooruit. Onder aanvoering van Johan legden wij een hele nieuwe vorm van het spelletje op de mat. Als backs moesten wij er over de vleugels opkomen en dan een voorzet geven op de spitsen. Totaalvoetbal heette dat. Alle tegenstanders hebben we er mee overbluft en mijn moment van glorie kwam tegen Brazilië. Mijn voorzet op Cruijffie ging de hele wereld over en na de wedstrijd bevonden we ons in de zevende hemel. We zweefden als engeltjes door de kleedkamer. In hogere sferen was ik beland en ik heb nog nooit engelen met sokken aan gezien. Daarom heb ik na het WK nooit sokken meer gedragen.” Tijdens dit interview dwaalden mijn gedachten af naar mijn eigen engel. Deze zit namelijk al sinds mijn jeugd op mijn schouder. Het komt door mijn opa, wiens derde doopnaam niet geheel toevallig “Engelbertus” is. Als knaapje kreeg ik van hem een oud Dordts tegeltje met een engeltje erop. Laatst heb ik deze op zolder weer eens opgezocht toen het ter sprake kwam. “wees maar zuinig op je beschermengeltje Wouter” zei hij. “Je gaat hem nog genoeg nodig hebben.” Alsof hij wist dat ik nogal wat risico in mijn leven legde en er geknokt diende te worden voor mijn plek in het geheel. Wel, ik kan niet anders zeggen dan dat het uitgekomen is. Ik heb de beschermengel gekoesterd en ingezet. Vanaf dat moment van bezinning zijn bij mij ook de sokken uit mijn kledingassortiment verdwenen. In eerste instantie heb ik daar best aan moeten wennen en heeft het me hier en daar nog wat blaren opgeleverd. Inmiddels weet ik niet meer beter. Toch word ik nog wel eens geconfronteerd met wat ongemak omtrent mijn blootsvoets optreden. Laatst diende ik werkschoenen te dragen bij een terreinbezoek van een opdrachtgever en dan is het niet fris om in gebruikte schoenen te stappen zonder sokken. Ook in Londen moest ik het ontberen van sokken even voor lief nemen. Ik had nieuwe schoenen meegenomen die ik een week eerder in Brugge aangeschaft had. Echte van Bommels in de uitverkoop. 50% korting op een prijs die ik nooit voor schoenen zou uitgeven. Ook nu was de prijs nog steeds een veelvoud van mijn normale budget. Dat ik ze toch aangeschaft heb komt eerlijk gezegd voort uit een stukje frustratie. Mijn vrouw heeft laatst in haar “Imelda Marcos modus” een aantal investeringen gedaan waar ik op zijn zachts gezegd mijn verontwaardiging over uit gesproken heb. Nu is het mijn beurt! dacht ik, met de chique zwarte pattas in mijn handen. Tijdens een ochtendwandeling door St. James’s park voelde ik de stugge krengen in mijn vlees snijden en leek het alsof mijn engel expres zijn pijlen op mijn pijnlijke voeten afvuurde.

Wouter Kramer                                                                                                      column 66, 18-02-2016

image