EEN SPOTTER DIE NIETS ZIET

bosuil

Het wordt een beetje een obsessie. Ik kijk tegenwoordig continu tussen de takken en in de gaten van bomen om een uil te ontwaren. Niet dat ik nu zo bijzonder gefascineerd ben door deze gevederde nachtjagers, maar mijn vrouw heeft nog nooit een wilde uil gezien en dat voelt voor haar, inmiddels al geruime tijd, als een enorm gemis.

Zelf ben ik meer van de dagroofvogels. Tijdens het schrijven van dit stukje zie ik, tot mijn vreugde, van achter het raam twee torenvalken capriolen in de lucht maken om de lente te vieren. Volgens mij kent dit koppeltje elkaar al jaren en broeden ze altijd op dezelfde plaats op de rand van de hoge opslagtank aan de overkant van ons kantoor. Toch dienen ze elkaar telkens weer van hun schoonheid en fitheid te overtuigen, voordat er wordt overgegaan tot de paring. Nu ik hier over nadenk is het misschien een idee om me weer eens flink uit te sloven, als ik zo dadelijk weer thuis kom. Behoorlijk uitgebreid pronken en mijn fitheid ten toon spreiden om mijn vrouw zover te krijgen, dat ze heel graag met mij een paring overweegt. Dan moet ik natuurlijk niet al mijn kruit verschieten tijdens het imponeren, anders wordt het niets meer met de daad! Maar dit terzijde.

“Een prachtige witte uil!” vertelt onze dochter laatst. Ze reed samen met haar vriend op de scooter van Rotterdam naar Dordt, toen de uil vanaf een paal een stuk met hen opvloog. Ik meldde, dat ik reeds diverse uilensoorten in het wild gezien heb en dat wij ook al in de wijk een bosuil hebben horen roepen. Mijn vrouw wordt hier alleen maar jaloers van en het zien van een wilde uil moet nu binnenkort echt bevredigd worden. Dus onze zoektocht gaat verder! Het heeft inmiddels geleid tot bezoeken aan het Wantijpark. Daar huist, volgens ingewijden, een bosuil die regelmatig onverstoord zit te dutten, terwijl er mensen met gillende kinderen en blaffende honden voorbij wandelen. Via, via hebben we doorgekregen waar deze boom zich ongeveer moet bevinden in het park. Rondom het pierebadje, beter bekend als de Paddenstoel loop ik weer mijn nek te verrekken om de uil te spotten. Diverse bomen komen in mijn beleving in aanmerking om een uil een rustig roestplekje te verschaffen, maar tevergeefs. Samen met mijn lief loop ik het hele traject nog eens af. Ik vertrouw op mijn haviksoog en mijn jarenlange ornithologische ervaring. Ik zal de uil vinden! Op een gegeven moment zie ik verderop wat gasten in camouflagekleding met verrekijkers en camera’s met toeters van lenzen staan. Ik weet genoeg. Daar is de boom, kan niet missen. Spottend attendeer ik mijn vrouw hierop; “Kijk vogelspotters”. Nu gaat het gebeuren! “Bosuil, neem ik aan?” vraag ik aan één van de boswachters in spe. “ Ja” Is het bevestigende antwoord en ik kan enig enthousiasme niet onderdrukken. “Maar hij gaat net de holte van de boom in” zegt de eikel met een verrekijker om zijn nek. Zeker een half uur hebben mijn vrouw en ik nog rond de boom, vanaf alle invalshoeken getracht de uil te lokaliseren. Bij het voorstel om dan maar even de boom in te klimmen, grijpt mijn vrouw in en zet haar teleurstelling opzij. “Kom maar, we weten nu in elk geval waar de boom staat, ga ik toch binnenkort zelf even kijken”. “Vooruit dan maar”, zucht ik. Bij het weglopen kijk ik nog een keer achterom. Vervolgens tuur ik onderweg weer alle bomen na. Ben ik zelf niet gewoon een spotter?

Wouter Kramer                                                                                                      Column 73, 21-04-2016

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *