Categoriearchief: column mei 2016

DE TECHNIEK HAALT ONS IN

robot

De vraag die mij blijft bezighouden is: Zijn wij dieren met een wezenlijk groot stel hersens of andersdenkende en communicerende wezens met een dierlijk lichaam? Het feit dat ik me bewust ben dat ik me dit afvraag, schijnt een criterium te zijn voor het verschil tussen mens en dier.

Waar is de tijd gebleven, dat wij nog volledig deel uitmaakten van onze directe leefomgeving. Toen we nog natuurlijke vijanden hadden en we bij enige tegenslag zouden hebben kunnen uitsterven zoals onze medemensen, de Neanderthalers. De vraag blijft overigens of dit nu niet meer zo is? Zijn we nu arrogant genoeg om ons “onsterfelijk” te achten, of kunnen we bijvoorbeeld door virussen binnen enkele decennia van het toneel verdwijnen? Alles om ons heen evolueert namelijk ook gewoon door. Als ik hier in Nederland om me heen kijk, zie ik heel veel mensen die tienduizend jaar geleden volstrekt geen overlevingskans zouden hebben gehad, maar in het heden prima gedijen. Zelf schat ik mijn kansen, op overleven in de oertijd, nog redelijk in en dat is inderdaad al arrogant genoeg! Voor verdere hersenevolutie zijn we door onze lichaamsbouw nu begrenst. We bezitten, van alle soorten primaten, de grootste herseninhoud. Hoewel 98% van ons DNA overeenkomt met dat van de chimpansee, is onze herseninhoud ongeveer vier keer zo groot. Daar zit het verschil, maar ook de begrenzing. Om evolutie van de mens op intellectueel gebied te vergroten dient de herseninhoud nog verder uitgebreid te worden. Dit houdt in, dat een baby eerder dan nu geboren dient te worden om het grotere hoofd de huidige bekkenopening van de vrouw te kunnen laten passeren. Dit houdt wel in, dat de prematuurheid van de baby nog groter wordt dan nu al het geval is. Een mensenbaby loopt in zelfstandige ontwikkeling, na geboorte, twee jaar achter op een chimpanseebaby doordat het, door de grote van het hoofd, geboren wordt terwijl de hersenen nog niet volledig ontwikkeld zijn. Daarna wordt de kleine chimpansee met grote stappen links en rechts ingehaald door de slimme peuter. De veertig weken van onze huidige zwangerschap is echt een grensgeval op overleving van moeder en kind. Of we gaan over op de onnatuurlijke bevalling middels de keizersnee. Dit verkleint de natuurlijke selectie enorm en niets staat dan de vergroting van het brein in de weg. Een weg terug wordt dan uiteraard wel lastig als hele generaties met kneiters van schedels de aardkloot bevolken. Gezien de huidige ontwikkelingen op het gebied van techniek en onze natuurlijke aanleg voor gemak zal ons dierlijke lichaam er verder niets meer toe doen, omdat we ons voortbewegen in machines. Wellicht wordt zelfs de hele verplaatsing overbodig door de virtual reality waarin we ons dan bevinden. Kunnen we dan misschien eindelijk spreken over het verschil tussen mens en dier? Het lijkt er in ieder geval op dat we daar heen willen. We kunnen het ook niet stoppen. Het is nu eenmaal een gegeven, dat je onder normale omstandigheden de ontwikkelingen niet kan tegenhouden. Het is geen kwestie van keuze, het leven op deze planeet is zo opgebouwd. Deze vorm van leven is, in het grote universum, hier ooit zo begonnen en kent geen einddoel. De volgende vraag dient zich bij mij aan: Als we een robot ontwikkeld hebben die zichzelf bewust is en het leven hier op aarde van ons overneemt. Spreken we dan van een mens met een technisch perfecte omhulsel, of hebben we het dan over een machine met een groot menselijk brein?

Wouter Kramer                                                                                                       column 77, 26-05-2016

groot hoofd1

HET KADOKIND

13177890_10204542810248776_5748058030895730224_n

Hoe maak je nu duidelijk dat er verschil zit in het gevoel dat je ervaart bij je kinderen? Wanneer kun überhaupt spreken over eigen kinderen? Zonder dat ik verschil in liefde ervaar bij mijn biologische kinderen, is er wel degelijk verschil. Ik ben zo’n klassiek vader-dochter type. Wij liggen elkaar en zijn gelijkgestemde zielen. Terwijl mijn zoon en ik wellicht meer op elkaar lijken dan dat we tot op heden toe willen geven. Nogmaals, de liefde is het zelfde maar het gevoel is anders.

Even terugkomen op het begrip “biologische kinderen”. Het is natuurlijk een vanzelfsprekendheid dat deze twee prachtige kinderen mijn DNA met zich meedragen. Daarvoor hoef je ze alleen maar te zien, om mogelijke scepsis weg te nemen. Tevens valt de betrouwbaarheid van de monogamie van de moeder, van deze schoonheden, volledig buiten elke vorm van twijfel. Wat ook weer logisch is gezien het feit dat ik een ideale man ben en het simpelweg niet in haar hoofd kan zijn opgekomen om eens een scheve schaats te rijden. Hoe dan ook, het idee dat je voor nageslacht gezorgd hebt geeft een speciaal gevoel. En dan met de nadruk op gezorgd. Want dat is een volgend criterium voor het ouder-kind gevoel. Een kind dat door een niet biologische ouder opgevoed wordt, of dit nu bekend is of niet, ondervind dezelfde liefde en aandacht als een biologisch kind wanneer er een band ontstaat. Dat is een bijzonder mooi aspect van de menselijke liefde. Nu ga ik hier niet verkondigen dat het altijd goed gaat tussen ouders en kinderen. Helaas zijn erg genoeg verhalen bekend die, in welke relatie tot elkaar dan ook, lijden tot frustratie en beschadiging. Zeer spijtig daaraan is dat dit vaak vele jaren van leed oplevert. Ik hoop dat dit ons niet overkomt nu ik in de gelukkige omstandigheid ben dat ik mijn leven mag delen met vijf kinderen. Twee biologische kinderen en drie stiefkinderen. De oudste drie, waaronder mijn dochter en zoon en de oudste zoon van mijn tweede vrouw, zijn al uitgevlogen en leven met hun partners op zichzelf. Niet dat dit ons vrijwaard van zorg en aandacht. Soms houden we tien ballen tegelijk in de lucht om het grote gezinsgevoel overeind te houden. Ook ga ik regelmatig met die van mij even bijkletsen. Eerlijk gezegd is de tijd die ik gekregen heb om een band op te bouwen met mijn oudste stiefzoon te kort om echt te binden. We zijn en blijven voorlopig vreemden voor elkaar en dat is alleen maar voor verbetering vatbaar.

Inmiddels wonen mijn vrouw en ik met de jongste twee boy’s, drie en een half jaar, onder één dak. Ik ga er niet om heen draaien. De band moet groeien. Het vertrouwde gevoel van “ons kent ons” is niet vanzelfsprekend. De huidige pubertijd van de knapen en mijn drift doet hier meestal ook geen goed aan. Eindeloos geduld, wijsheid en ervaring zijn de bakens waar we ons steeds op richten. Toch verdwalen we regelmatig en dobberen we soms doelloos rond. Maar laat ik voorop stellen dat we, als normaal gezin, elkaar steeds weer vinden. Wanneer ik de stiefkinderen van mijn neef, hem om zijn nek zie vliegen ben ik wel eens jaloers. Maar hij heeft deze schatten als kleuters al omarmt en ook daar zal weleens de nodige wrijving en twijfel zijn geweest. Ik hoop dat ik genoeg tijd krijg om voor alle kinderen het zelfde te kunnen betekenen. Die tijd heb ik blijkbaar wel nodig. We zijn op de goede weg en ik beaam de mooie term van mijn vrouw. We hebben kinderen en kadokinderen.

Wouter Kramer                                                                                                      Column 76, 19-05-2016

HET POSTKANTOORSYNDROOM

bagijnhof dordrecht postkantoor achterom

Wat is dat toch met sentimenten? Van de week fietste ik langs de HEMA en reed, als het ware, in de schaduw van het oude Dordtse postkantoor. Stratenmakers hebben daar donkere klinkers in het wegdek geplaatst die het patroon van de voormalige trots dienen te verbeelden.

Eigenlijk vind ik dat maar niks. Een slap aftreksel van vergane glorie. Gooi dan die foeilelijke C&A en HEMA tegen de vlakte en bouw het, uit verschillende bouwstijlen opgetrokken, kunststuk van de rijksbouwmeester gewoon weer op. Oude tekeningen, foto’s en ontwerpen genoeg, lijkt mij. Zo rond de jaren zeventig zijn er erg veel historische panden en straatbeelden verdwenen uit oud Dordrecht. Onder het mom van bereikbaarheid en schaalvergroting zijn er grote strakke kantoren en winkelpanden verrezen. Zo ook dus op het Bagijnhof met zijn karakteristieke gevels, begeleid met een bomenrij en het mooie Postkantoor. Ik ben daar als kind nog geweest en in mijn beleving kwam je het gebouw, met de twee torens, via een brede trap en magische houten draaideuren binnen. Uiteraard draaide ik eerst een keer of drie rond om vervolgens de hoge hal te betreden waar met sier betegeling de vloer en wanden bekleed waren. Een soort Efteling attractie in je eigen stad. Zeker is, dat het oude hof van de Begijnen, waar de straat naar vernoemd is, plaats heeft moeten maken voor dit dure en ambitieuze project, uit het begin van de vorige eeuw. Ik ben benieuwd of er toen ook protesten waren van Dordtenaren die treurden om het verdwijnen van het mooiste hof uit de regio. Als je er een indruk van wilt krijgen, kan ik je verwijzen naar het werelderfgoed uit Leuven. We kunnen het niet meer navragen vrees ik. De oudste Dordtenaar van dit moment kan als zuigeling nog net de sloop van het hof meegemaakt hebben. Maar een mening hierover zal er niet meer gevraagd kunnen worden. Net zo goed als dat je aan onze kinderen niet hoeft te vragen of ze het oude postkantoor missen. Waarom is het dan zo, dat het postkantoor bij heel veel Dordtenaren blijft spoken? Het moet gewoon zeer gedaan hebben om een vertrouwd gebouw, op een vertrouwde plek, met een vertrouwde functie te verliezen. Als ik het bij mijzelf na ga, voelt het verlies van het laatste postkantoor aan de Johan de Wittstraat als een amputatie. Ook daar is behoefte aan herinnering en heet het aldaar gevestigde restaurant, “Post”. Dat is niet voor niets. Aansprekende gebouwen met een bepalende functie horen bij het stadsgevoel. Stel je nu Dordrecht maar eens voor zonder bijvoorbeeld; station, stadhuis, Groothoofd of zelfs het stadion.

Ik speel vaak, in gedachten, met mijn verleden. Uiteraard gaat alles door en worden meestal alleen dingen gemist die je zelf gekend hebt. Sentimenten worden bepaald door gevoel. Laatst was ik op zolder wat oude meuk aan het uitzoeken. Hup, zo de vuilniszak in, wanneer je er geen herinnering aan hebt. Het opruimen van de rotzooi krijgt een andere lading wanneer ik stuit op een kleinood uit mijn kindertijd. Een rapport van de lagere school. “Dromerig” staat er als opmerking onder geschreven door juffrouw de Zwart. Was ik verliefd op, weet ik nog. Lang blond haar en een hele zoete stem. Ik ben benieuwd of de Don Bosco school, met het beeld van de walvis bij de ingang, er nog staat? Zullen ze toch wel bewaard hebben? Zonde anders toch! En het rapport, terug in de kast.

Wouter Kramer                                                                                                       column 75, 12-05-2016

20130706-kunstschaduw-bagijnhof-dordrecht-tstolk_resize