Categoriearchief: column april 2016

BREEKBAAR ALS GLAS

groen glas

Eind april. De waarschuwingen van diverse weermannen, over winterse temperaturen en hagelbuien, worden teniet gedaan door het kraakheldere zonlicht, dat van achter het venster mijn ogen dicht doet knijpen om de flinterdunne scherpte te kunnen verdragen.

Terwijl ons Amandelboompje haar zoete roze bloesem al heeft moeten loslaten, komen de cerise rode bloemen van de Prunus en overweldigende zachtmauve pruik van de Keizersboom me vrolijk tegemoet. Als ware het, her en der, vastgeplakte tulpen op een grote grillige bonsai, pronkt de trotse Magnolia, van drie tuinen verderop, met haar geschilderde kunstwerkjes. Gelijk een, met fel kleurend palet, geschilderd doek steekt het fris ontluikende groen en de hemelsblauwe lucht, achter spierwitte wolken, sprankelend af tegen de diverse kleuren van de bloeiende planten en bomen in mijn gezichtsveld. De natuur houdt een schoonheidswedstrijd. Lichte beweging maakt het geheel levend en laat me beseffen dat ik niet in een betoverd schilderij gestapt ben. Ik moet naar buiten!

Ik aanschouw mijn vrouw, die haar gevoerde jas, welke eigenlijk al aan de zomerslaap begonnen was, weer uit de kast tevoorschijn getoverd heeft. Handschoenen en wollen sjaal met, uiteraard, bijpassende muts, maken de winteroutfit compleet en doen me vermoeden dat ik zo dadelijk onaangenaam verrast kan worden door het, in mijn geest genestelde, verkeerde beeld van de buitentemperatuur. Wanneer de voordeur opengaat, verdwijnt, als de zon achter een sneeuwbui, de gedachte om naar mijn tante in de Merwelanden te fietsen. Met de verwarming op 24 graden tuffen we vervolgens, door een hagelbui heen, richting het zorgcentrum op de Staart. We gaan mijn boekje brengen, dat ze nog tegoed heeft voor haar tachtigste verjaardag. Deze krasse vrouw kan, in mijn beleving, nog makkelijk op zichzelf wonen, maar als we het zorgcentrum betreden en daarna haar appartementje binnengaan, snappen we waarom ze zich hier volledig op haar gemak voelt. Het uitzicht over de Dordtse Biesbosch met daarvoor de prachtige jachthaven en de bonte verzameling plezierjachten is net zo oogstrelend als onze straat van afgelopen ochtend. Tante heeft het goed. Ze noemt het hier haar resort. Als ze er behoefte aan heeft gaat ze ook gewoon de “kroeg” in bij de patio van het gebouw. Of een patatje halen bij het restaurant, als ze geen zin heeft om te koken. Het komt doordat het een katholiek huis is, vertelt ze. Die Bourgondische inslag maakt het gewoon gezelliger. Mijn vrouw snapt dit, volgens haar is het raadzaam om ons alvast in te schrijven! Na een bakkie koffie met gekookte melk en een speculaasje of twee, komen de verhalen. Tante is een vrouw van de wereld en er is geen onderwerp dat gemeden wordt of waar ze geen mening over heeft. Haar wijsheid en zelfkennis worden omgezet in rustgevende adviezen en we voelen ons ontzettend op ons gemak. Intussen valt een groen soort steen op, die op het bijtafeltje staat. Gezien de passie van mijn tante kan dit zomaar eens een flinke smaragd zijn die ze, op één van haar mineralen en edelstenen zoektochten met mijn oom, heeft verzameld. “vind je hem mooi?” vraagt tante aan mijn vrouw. “ja prachtig, het doet me denken aan het ruige Antarctica.” “Je mag hem hebben hoor, het is gewoon een stuk glas.” Inmiddels staat het bij ons op de kast. Stoer, sprankelend en breekbaar. Net als tante!

Wouter Kramer                                                                                                        Column 74, 28-4-2016

EEN SPOTTER DIE NIETS ZIET

bosuil

Het wordt een beetje een obsessie. Ik kijk tegenwoordig continu tussen de takken en in de gaten van bomen om een uil te ontwaren. Niet dat ik nu zo bijzonder gefascineerd ben door deze gevederde nachtjagers, maar mijn vrouw heeft nog nooit een wilde uil gezien en dat voelt voor haar, inmiddels al geruime tijd, als een enorm gemis.

Zelf ben ik meer van de dagroofvogels. Tijdens het schrijven van dit stukje zie ik, tot mijn vreugde, van achter het raam twee torenvalken capriolen in de lucht maken om de lente te vieren. Volgens mij kent dit koppeltje elkaar al jaren en broeden ze altijd op dezelfde plaats op de rand van de hoge opslagtank aan de overkant van ons kantoor. Toch dienen ze elkaar telkens weer van hun schoonheid en fitheid te overtuigen, voordat er wordt overgegaan tot de paring. Nu ik hier over nadenk is het misschien een idee om me weer eens flink uit te sloven, als ik zo dadelijk weer thuis kom. Behoorlijk uitgebreid pronken en mijn fitheid ten toon spreiden om mijn vrouw zover te krijgen, dat ze heel graag met mij een paring overweegt. Dan moet ik natuurlijk niet al mijn kruit verschieten tijdens het imponeren, anders wordt het niets meer met de daad! Maar dit terzijde.

“Een prachtige witte uil!” vertelt onze dochter laatst. Ze reed samen met haar vriend op de scooter van Rotterdam naar Dordt, toen de uil vanaf een paal een stuk met hen opvloog. Ik meldde, dat ik reeds diverse uilensoorten in het wild gezien heb en dat wij ook al in de wijk een bosuil hebben horen roepen. Mijn vrouw wordt hier alleen maar jaloers van en het zien van een wilde uil moet nu binnenkort echt bevredigd worden. Dus onze zoektocht gaat verder! Het heeft inmiddels geleid tot bezoeken aan het Wantijpark. Daar huist, volgens ingewijden, een bosuil die regelmatig onverstoord zit te dutten, terwijl er mensen met gillende kinderen en blaffende honden voorbij wandelen. Via, via hebben we doorgekregen waar deze boom zich ongeveer moet bevinden in het park. Rondom het pierebadje, beter bekend als de Paddenstoel loop ik weer mijn nek te verrekken om de uil te spotten. Diverse bomen komen in mijn beleving in aanmerking om een uil een rustig roestplekje te verschaffen, maar tevergeefs. Samen met mijn lief loop ik het hele traject nog eens af. Ik vertrouw op mijn haviksoog en mijn jarenlange ornithologische ervaring. Ik zal de uil vinden! Op een gegeven moment zie ik verderop wat gasten in camouflagekleding met verrekijkers en camera’s met toeters van lenzen staan. Ik weet genoeg. Daar is de boom, kan niet missen. Spottend attendeer ik mijn vrouw hierop; “Kijk vogelspotters”. Nu gaat het gebeuren! “Bosuil, neem ik aan?” vraag ik aan één van de boswachters in spe. “ Ja” Is het bevestigende antwoord en ik kan enig enthousiasme niet onderdrukken. “Maar hij gaat net de holte van de boom in” zegt de eikel met een verrekijker om zijn nek. Zeker een half uur hebben mijn vrouw en ik nog rond de boom, vanaf alle invalshoeken getracht de uil te lokaliseren. Bij het voorstel om dan maar even de boom in te klimmen, grijpt mijn vrouw in en zet haar teleurstelling opzij. “Kom maar, we weten nu in elk geval waar de boom staat, ga ik toch binnenkort zelf even kijken”. “Vooruit dan maar”, zucht ik. Bij het weglopen kijk ik nog een keer achterom. Vervolgens tuur ik onderweg weer alle bomen na. Ben ik zelf niet gewoon een spotter?

Wouter Kramer                                                                                                      Column 73, 21-04-2016

IN DE VOETSPOREN TREDEN

column 72

Afgelopen week ben ik met mijn “eigen” kinderen op vakantie gegaan. Als drie-eenheid zijn we een week met elkaar opgetrokken in het boerenstulpje in Frankrijk. Bij het graven in onze herinnering kwamen we tot de conclusie dat het zeker vijf jaar geleden is dat we gedrieën op vakantie waren.

Destijds waren we inmiddels redelijk op elkaar ingespeeld, na het verlies van de spil in ons gezin. Mijn dochter had, tegen wil en dank, de vrouwelijke niche ingevuld en mijn zoon had het verlies van zijn moeder aangegrepen om met mij en zijn zus de band te versterken en zo de leegte op te vullen.

De afspraak die we gemaakt hadden: “Dat we niet naar de kloten zouden gaan”, was tot zover gelukt.

Het ergste dat ons toen kon overkomen was dat men ons zielig zou gaan vinden. Dat wilden we niet! Trots zijn we de toekomst tegemoet getreden en nu kunnen we, na tien jaar, terugkijken op het resultaat van onze stoere overlevingsstrijd.

Begin dit jaar hebben we besloten dat het tijd werd om weer eens met zijn drieën wat qualitytime met elkaar door te brengen. Dat idee is ondersteund door onze partners. Het lag voor de hand dat we naar het vertrouwde huisje in Frankrijk zouden gaan. Daar liggen veel herinneringen en kunnen we ons volledig in gemak op ons zelf en onze geschiedenis richten. In de aanloop naar deze week zijn er al wat spullen verzameld om mee te nemen. Langzaam maar zeker ben ik wat CD’s en DVD’s bij elkaar gaan zoeken. Achter in de kast, de hele serie van “Only fools and horses” en wat oude films boven water getoverd. En onder in de CD-lade Cornelis Vreeswijk, Herman van Veen en Ja Zuster, Nee Zuster weer afgestoft. Dochterlief regelt de belegde broodjes, dropjes en andere bekende etens- en drinkenswaar voor onderweg. Zoon neemt wat alcoholische versnaperingen mee, voor als we eenmaal gearriveerd zijn en zorgt, zoals altijd, voor wat spellen om de avonden te vullen. Midden in de nacht pik ik achtereenvolgens die meid en daarna die gozer op. Van mijn schoonzoon krijg ik nog het laatste album van Asterix de Gallier mee. Eenmaal onderweg haal ik met m’n zoon wat anekdotes uit diverse Asterix albums op en de toon is gezet. De eerste lachtraantjes lopen al over de wangen. Als we de grens met België passeren wordt uit volle borst “Suzanne” van Herman meegezongen en bij de overgang van België naar Frankrijk deinen we mee met “Bakker de Baksteen” van Cornelis. Onderweg al een heerlijk vers stokbrood gehaald bij een lokale patisserie. Daarna de eerste Franse lekkernijen ingeslagen. Goed gemutst rijden we de Morvan binnen en even later wordt in ons huisje de houtkachel opgestookt. Onthaasten is het woord en langzaam komen we in de “back to basic” modus. Halverwege de week gaan we, tussen het rommelen aan het huis en het genieten van de plaatselijke streekproducten door, naar Moulins. In deze prachtige oude stad van de hertogen van Bourbon, belanden we in een authentiek Grand Café uit 1899, grandeur komt je tegemoet, pracht en praal met een uitstraling welke hoort bij adel. De sfeer is prima en alles komt voorbij, verleden, heden en toekomst. Alles mag gezegd worden. Nooit heb ik me beter op mijn gemak gevoeld met mijn, inmiddels zo goed als volwassen, kinderen. Als op een gegeven moment blijkt dat ik, ondanks kritiek, toch weer op een voetstuk geplaatst word, geef ik aan dat zij bewezen hebben nu al verder te zijn dan ik op hun leeftijd. Ze hebben geen idee, dat ze ook mij overeind gehouden hebben en mogen gewoon zichzelf zijn en hun eigen pad kiezen. Ik zal vanaf de zijlijn trots en liefdevol meekijken.

imageWouter Kramer                                                                                                      Column 72, 14-04-2016