Deze week is het goed warm. De zomer is begonnen. Dat ik hier, een week geleden, nog aan twijfelde is alweer bijna uit het geheugen gewist. Zo gaat dat, ik ben ontzettend opportuun. Klagen is dan ook een heerlijke uitlaatklep om slap te ouwehoeren en een gelijk gestemd gesprekje te hebben. Eerlijk gezegd gaat dat makkelijker als iets tegenvalt dan wanneer er eigenlijk niet veel te klagen valt. Net zei ik tegen een collega dat het buiten bloedverziekend heet is, maar mijn collega vind dat het heerlijk weer is. Jaloers zoekt hij zelf ook even de zon op. Dat ik daarna toch gelijk krijg is dan wel weer prettig en zitten we weer op één klaaglijn.
Ik ben een echte bleekscheet en vroeger verbrande ik levend in dit soort omstandigheden. Smeren en oliën deed ik voor mijn werk zo’n beetje elke dag. Maar mijn eigen lichaam met smurrie behandelen zit niet in mijn systeem. Gezien de genetisch bepaalde gevoeligheid van mijn reukorgaan dien ik deze eigenlijk zelfs bij zwaar bewolkt weer in te smeren. De kleur doet nu reeds vermoeden dat ik elke dag mezelf laaf aan de beste zware Bordeaux wijnen van de betere jaargangen. Ik heb altijd een tube factor 50 bij me maar gebruik deze dus zelden. Dat is niet verstandig wat ik verbrand nu dus nog regelmatig. Tegen beter weten in want ik heb letterlijk mijn neus meerdere malen gestoten en het is wachten op een vervelend permanent gekleurde gok.
De pijnlijkste herinnering aan een verbranding heb ik ervaren tijdens een vakantie aan de Côte d’Azur. Als jonge knapen gingen drie maten en ik, vanuit een druilerig Dordrecht, met de nachttrein Linéa recta naar het zonnige zuiden. Op een vakantiepark bij Boulouris sur mer kwamen we vol goede zin aan en stonden we direct bloot aan de genadeloze koperen ploert die mijn spierwitte huid wilde omtoveren tot de zelfde gebronsde teint als van de plaatselijke badmeester. Dat er een knalrode tussenfase is bemerkte ik de dag erna al. Ik ben als een gek gaan smeren. Dat ik daarbij mijn tenen verwaarloosd heb of als niet verbandbaar achtte heb ik moeten bekopen met loshangende vellen en hoge koorts. Ik zag de hemel voor groene kaas aan. Twee dagen in het appartement, met mijn voeten in een teiltje met koud water, heb ik op de achtergrond mijn vrienden lol horen maken rond het zwembad. Als ze af en toe even kwamen kijken of ik nog leefde, en mij, enigszins aangeschoten, een koude klets aanboden heb ik beleefd bedankt voor de eer. Door deze rustperiode heb ik op zeker een zonnesteek voorkomen en heb ik verder een onvergetelijk zomervakantie gehad.
Eén keer in mijn leven heb ik een ongelofelijk mooie bruine kleur gehad. Dit was overigens niet in de zomer maar tijdens een wintersportvakantie. Ook dan word je vaak bloot gesteld aan veel zonneschijn. Toch maar even gauw een Aftersun crème halen bij de plaatselijke drogisterij. ’s Avonds voor het slapen gaan alles even lekker ingesmeerd met dit verkoelende goedje. Tot mijn verbazing stond ik de volgende ochtend naar een eikenhouten kop te kijken in de spiegel. Fantastisch! Nog nooit eerder was ik zo mooi bruin geweest. Totdat ik de zelfde kleur in mijn handpalmen ontdekte en ik er voorzichtig op gewezen werd dat we een zelfbruiner aangeschaft hadden. Ik zet voortaan wel een hoedje op, dat smeren wordt toch nooit wat ben ik bang.
Wouter Kramer column 38, 02-07-2015