Maandelijks archief: januari 2016

Misschien

Ik word geconfronteerd met mijn manier van communiceren. Ik blijk nogal vaag te blijven door een rookgordijn op te werpen. Dat komt doordat ik te pas en te onpas het woord “misschien” in een zin gebruik. Dit wil zeggen dat ik niet duidelijk ben en dat werkt voor de toehoorder verwarrend.

Is het de twijfel die ik zelf heb over mijn uitspraken of probeer ik twijfel te zaaien bij de ander? Ik twijfel hierover en misschien kan er in beide mogelijkheden wel waarheid schuilen. In het vervolg zal ik trachten om het woord “misschien” te vermijden. Het effect ga ik in ieder geval in dit verhaal uittesten zodat ik het zelf terug kan lezen.

“Kan ik misschien de boter even van je krijgen”. Of, “kan ik de boter even van je krijgen”.

Dit leidt in mijn beleving niet echt tot een schokkend verschil. Wellicht is de eerste zin iets vriendelijker maar impliceert ook twijfel of de ander wel genegen is om de boter überhaupt te geven. Waar komt die twijfel dan vandaan? Heb ik geen vertrouwen in de ander of ben ik bang dat ik anders te dwingend overkom? Blijkt toch nog lastig voor een huis, tuin en keuken analist!

“Vind je dit jurkje mij leuk staan of niet? “Je bibs wordt misschien iets te veel geaccentueerd”. Of, “vind je dit jurkje mij leuk staan of niet? “Je hebt er een dikke kont in”!

Dit laatste is wat er uiteindelijk gehoord wordt uiteraard, niet wat er gezegd wordt. Mogen dat duidelijk zijn. Hier wordt het verschil op een andere manier geïnterpreteerd: Het woord “misschien” is hier weggevallen en alleen de beleving van de opmerking is blijven hangen. Hier diende het woord “misschien” juist een positief karakter met de intentie de ander niet te kwetsen maar te beschermen!

“Je hebt gelijk, dat deed ik niet goed! Misschien moet ik het voortaan anders doen”. Of,” je hebt gelijk, dat deed ik niet goed! Ik ga het voortaan anders doen”!

Hier is het verschil wel degelijk evident lijkt mij. Dit is ook waarom ik verweten wordt vaag te blijven. In de eerste zin dek ik me zelf in en laat ik in het midden of ik de besproken zaken daadwerkelijk anders ga doen en het gelijk van de ander wel serieus neem. In de tweede zin stel ik me kwetsbaar op en maak ik een belofte over verbetering.

“Ik ga volgende maand een week weg”. Of, “ik ga misschien volgende maand een week weg”.

Hier wordt een feit veranderd in een mogelijkheid tot overleg. Het verschil is enorm. “Misschien” impliceert hier een wens die gedeeld kan worden. Het blijft lastig. Ik ga proberen duidelijker te zijn, maar het verzachtende karakter van “misschien” ga ik nog niet helemaal loslaten. “Wellicht” anders verpakt. Als mijn zelfvertrouwen sterk genoeg is zal het niet meer onduidelijk zijn, alleen nog maar zalvend.

Wouter Kramer
21-05-2015

Wachter

Hypersensitief, waar komt dat toch vandaan? Vraagt mijn vrouw zich af. We hebben het er over onderweg naar Frankrijk terwijl ze een leuke Franse zender probeert te vinden op de autoradio. Harde geluiden, monotone dreunen en geschreeuw komen als pijnprikkels binnen en veroorzaken irritatie en ongemak. Ook flitsende kleuren en scherpe geuren spelen op het gemoed van mijn lief. “Hoe zal het toch komen dat ik daar zo’n last van heb? Wellicht komt het uit een vorig leven?” Mijn vrouw gelooft in reïncarnatie en zweert bij de gedachte dat oorzaak en gevolg een energie hebben die ergens op terug te voeren is en doorgegeven wordt.

Ik suggereer: “Wellicht was je vroeger, in de oertijd, een poortwachter die super alert alles in de gaten diende te houden om de groep te beschermen tegen naderend onheil! Hallo, ik heb +5 en +6 van brillenglazen, zegt ze. Zie je me al staan aan de poort. Turend in de verte waar ik nog geen paard van een geit kan onderscheiden. Nee, die is lekker zeg, een wachter. Als de vijand dan neus tegen neus staat met me lijkt het me een beetje te laat om nog alarm te slaan. Ehh jongens, let op, er staat een Neanderthaler met een knots op het punt je hersenpan te klieven. Sorry, zag het niet aankomen”

“Nee, nee, dat is nu juist waarom je hypersensitief bent, omdat je een kippige wachter bent geweest heb je andere zintuigen extra goed ontwikkeld. Je enorme beschermingsdrang hebben je er toe gebracht om potentieel schorriemorrie al op grote afstand te ruiken en te horen. Op die manier ben je een fantastische wachter geweest en is gelijk verklaard waarom je hypersensitief bent.” Ik probeer me zoals altijd weer keurig uit de situatie te lullen. “Mooi verhaal mannetje!” Pareert ze.” Ik vind wachter trouwens stom! Niks aan, heel de dag bij zo’n saaie poort staan. Kan ik niet gewoon een kruidenvrouw of sjamaan zijn geweest. Dat past veel beter bij me. Eigenlijk ben ik nog liever een heks dan een wachter.” Ik zeg: “als je zo blijft zeuren komt dat vanzelf goed!” Lachend fantaseren we nog over de rol van wachter. Diverse familieleden komen in de nobele taak voorbij en al snel blijkt dat het goed volbrengen van deze verantwoordelijke klus nog niet zo eenvoudig blijkt. De één is kippig, de ander traag, de volgende pleurt in slaap en op je post blijven is ook niet iedereen gegeven. Het is in ieder geval even een leuke onderbreking tijdens onze reis.

Tijdens onze week in Frankrijk hebben we het nog regelmatig over de wachter. Als ze in de rij bij de boulangerie staat prijs ik haar om haar professionaliteit en als er ’s avonds een verdacht geluid rond het huis te horen is, en zij dit kenbaar maakt, geef ik aan hoe veilig ik me voel omdat zij vanuit haar natuur dichter bij de deur slaapt dan mij. Uiteraard vertel ik haar dat, mocht er dan daadwerkelijk door haar alarm geslagen worden, ik met mijn hele lijf en leden er voor spring om haar te beschermen. Maar hoe ik ook probeer haar deze rol toe te dichten, ze blijft protesteren. Ik kan wachten tot ik een ons weeg eerdat ik gelijk van haar krijg. Deze week worden de gevoelige zintuigen in ieder geval goed geprikkeld. Het hoge niveau van indrukken doet haar intens genieten maar ook intens de onthaasting beleven en dat komt heftig binnen. Het ervaren van de lusten en de lasten van hooggevoeligheid daar kun je in ieder geval op wachten.

Wouter Kramer
15-05-2015

Zussen

Waar columns toe leiden weet je van te voren natuurlijk niet. Ik zat laatst met mijn drie zussen aan een ronde tafel bij Café Boekmans in de Stadspolders, of ik toch vooral eens wilde uitleggen waar al de verhalen over de familie vandaan komen.

Door mijn oudste zus wordt ik op de vingers getikt over wat feitelijke onjuistheden. Zus nummer twee weet eigenlijk helemaal niet zoveel meer over haar jeugd en vindt het verleden niet altijd even makkelijk om aan herinnerd te worden. Mijn derde zusje wil eigenlijk het liefst regelmatig afspreken om gewoon te klaverjassen ofzo in plaats van die verhaaltjes te bespreken. Ik moet er om lachen en geef aan dat ik uiteraard schrijversvrijheid heb en mezelf niet ga verantwoorden voor mijn tekst. Bovendien blijft een ieder anoniem in mijn columns, dus kan niemand zich aangesproken voelen lijkt mij! Ik doe gewoon waar ik zin in heb en zolang ik dat leuk vind. Zo makkelijk kom ik er natuurlijk niet vanaf bij de meisjes. “Moet je zo nodig aandacht hebben of ben je wellicht gefrustreerd? Waarom gaat het zo vaak over het verleden, zit er je nog iets dwars?”

“Ik kan je een ontspannende klankschaalmassage geven hoor” zegt de één. De ander wil me wel even magnetiseren op een mat en gelijk een lichttherapiebehandeling laten ondergaan. Nummer drie geeft aan dat het er op lijkt dat ik het wel razend druk moet hebben omdat ik wat belangrijke sociale gebeurtenissen heb laten lopen. “Moet jij niet een beetje gas terug nemen Woutertje? Houd de basis goed in de gaten. Kun je bij mij altijd over komen praten, dat weet je toch? Ik wil je uitnodigen om een lekker biertje te komen drinken, kun je even lekker ontspannen”. Wat ben ik toch gezegend met mijn zusjes. Al die aandacht en die zorg is aan mij wel besteed en nooit te veel. Als enige jongen in het gezin ben ik echter heel mijn leven al verwend volgens hen. Als middelste kind met twee zussen boven me en twee onder me, onze jongste zus is helaas overleden maar ook vandaag gelukkig weer aanwezig, ben ik, ondanks de zelfde gezinsomstandigheden, in de ogen van de meiden altijd bevoorrecht geweest. De automatische band die zij mij, als zoon, met mijn moeder toebedachten, hebben zij node gemist en als naamgenoot van mijn vader werd ik regelmatig als de troonopvolger gepresenteerd. Dit heeft tot gevolg gehad dat enige zelfverzekerdheid mij niet vreemd is. In mijn beleving hebben mijn zussen, door de jaren heen, genoeg gedaan om dat zelfvertrouwen de grond in te boren om me met beide benen op de grond te houden. Maar mijn grenzeloze naïviteit heeft me gered.

Alles komt deze middag voorbij en, tussen de slappe lach en een gevoelige stilte door, wordt elk onderwerp bespreekbaar gemaakt. Er is vooral veel respect en liefde voor elkaar. Wat blijkt is dat onze verschillen een meerwaarde zijn om een hecht geheel te vormen. Er wordt zelfs nog even gesproken over een gezamenlijke tatoo ter nagedachtenis aan onze jongste zus. “Zijn jullie gek geworden!, aan mijn lijf geen polonaise”. Zo, de bubble is doorbroken door mijn nuchtere zus, godzijdank, het werd haast klef. We nemen er nog een drankje op en spreken af om binnenkort te klaverjassen. Mes op tafel uiteraard en niet soppen of takkebossen. Aan dek zei de meid.

Wouter Kramer
30-04-2015

Dansen

dansen met Ig

In een beschrijving over mijn geboortedag staat dat ik moet dansen om gelukkig te zijn. Ik kan u vertellen, dit klopt! Nu ben ik een gewone Hollandse polder jongen, maar ik meet mezelf toch enig gevoel voor ritme aan en als ik op de dansvloer sta en mijn ogen dichtdoe verbeeld ik me dat mijn roots toch ergens in warme oorden moeten liggen, waar lichaam en geest als vanzelf de golvende klanken van zwoele muziek volgen.

Soms duurt het te lang eerdat ik dit heerlijke zelf toegekende talent ten toon kan spreiden en doe ik een verwoede danspoging bij ons thuis in de woonkamer aan het einde van een weekenddag. Zeker wanneer er wat drank in de man is. Heel stoer kijk ik dan af en toe in de spiegel om een bevestiging te krijgen van mijn eigen gelijk. “Ziet er goed uit ouwe”. Mijn vrouw weet dit en laat me gelukkig in mijn waan. “heb je nog even lekker bewogen jongen”, vraagt ze dan lachend als ik ons bed in kruip. De afgelopen tijd hebben we, eindelijk, ook samen weer de voetjes van de vloer gehad tijdens enkele feesten. Eerst bij vrienden van ons, die samen honderd zijn geworden, in een kroeg. Dit was ons zeer goed bevallen en smaakte duidelijk naar meer. Aangezien het podium in de kroeg ons iets te klein naar de zin was, heeft mijn vrouw kaartjes geregeld voor 40-up in Bibelot. Wij hebben nu eenmaal wat ruimte nodig om onze diverse dansuitingen ongehinderd en in vrijheid uit te kunnen oefenen. Van heel intiem, dicht bij elkaar, tot heerlijk zwieren en zwaaien. Vol goede zin zijn we om een uur of elf ’s avonds richting het energiehuis vertrokken waarbij mijn vrouw met enige zorg zich afvroeg of we niet te vroeg aan zouden komen. “nou, dan hebben we tenminste de ruimte, kunnen we even heerlijk de hele vloer gebruiken om te swingen!” was mijn antwoord. Wat schetst onze verbazing bij aankomst? De hele tent is al bomvol, allemaal krasse knarren en tanige tantes. Waarvan de meeste toch echt wel op de dansvloer, op allerlei manieren, aan het bewegen zijn. Allerlei hits uit de jaren 70 en 80 komen voorbij en het is gewoon onmogelijk om stil te blijven staan of om niet mee te zingen. En dat geldt dus voor zeker 75% van het publiek. Midden op de dansvloer komt de positieve energie als een deken over ons heen maar is direct ook verstikkend. Terwijl we proberen om onze moves te maken komen we regelmatig in kontact met onze zielsverwanten. Ietwat doorzweten en benauwd zoeken we het hoger op en creëren we in een hoek op het hoogste platform een danspodiumpje voor ons zelf. Nu gaat ie goed, we komen helemaal los en zingen, als nachtegalen, de longen uit ons lijf. Gelukkig wordt alles overstemd door de muziek en de overige aanwezigen want tekstvast ben ik niet en eigenlijk weet ik meestal niet eens wat ik zing, als je dan iets achter de maat aanloopt zit je vaak net safe! Zolang de muziek niet stil valt is er niets aan de hand.

We hebben weer even bijgetankt en dat was hard nodig. Dansen brengt ons weer dichter bij elkaar en daar waar we ooit begonnen zijn. Ik zeg tegen mijn vrouw op de weg terug naar huis: “weet je waar ik nu aan moet denken? Hoe mijn ouders naar elkaar keken als ze dansten of vroeger op het ijs zwierden, de verliefdheid en het geluk spatte er dan van af, prachtig vond ik dat”. Wij hebben deze avond ook alleen maar oog voor elkaar gehad en ik weet zeker dat ook dit te zien geweest is!

Wouter Kramer                                                                                                      column 29,  23-04-2015

De stad uit

drechtsteden

“Drechtsteden”, de term klinkt natuurlijk mooi. Toch is er voor mij maar één Drechtstad en dat is Dordrecht. Ik heb echt helemaal niets met Papendrecht of Zwijndrecht. Is dat een geval van chauvinisme of zijn deze steden gewoon enorm saai.

Om dit goed te beoordelen moet ik dat eigenlijk aan echte Papendrechters of Zwijndrechtenaren vragen maar die ken ik helemaal niet goed. Sporadisch kom ik in deze steden waaronder een half jaarlijks bezoek aan mijn tandarts in Zwijndrecht. Uiteraard kan ik de weg naar deze orthopraktijk inmiddels blindelings vinden maar o wee als de weg een keer opgebroken of afgesloten is. Zwijndrecht wordt dan een hel op aarde voor mij. Mijn gevoel voor richting is berucht in de familie en verdwalen in woonwijken is voor mij een tweede natuur. In de natuur overigens verdwaal ik echter zelden en loop ik als van zelf schijnbaar rondjes en vind ik altijd weer de weg terug naar mijn uitgangspunt. Tijdens mijn zoektochten door Zwijndrecht ben ik uiteindelijk ook wel weer bij mijn uitgangspunt geëindigd, of te wel thuis! Geheel gefrustreerd en boos en zonder het beoogde doel te hebben bereikt. Menigmaal heb ik een nieuwe afspraak moeten maken bij de tandarts of een willekeurige andere afspraak in Dooldrecht. Ik snap de geografie van deze stad ook helemaal niet. Deze kleine gemeente wordt in mijn beleving dwars doormiddel gesneden door de brede A16 maar ik weet nooit aan welke zijde ik me bevind. Het is net of mijn oriëntatie door aardstralen en magnetische velden geheel in de war gestuurd wordt. Tijdens een vlaag van verstandsverbijstering ben ik op een mooie zomerdag nog eens op de fiets naar de tandarts gegaan met mijn dochter, leuk dacht ik, stukkie fietsen met die meid. Waarschijnlijk heeft ze dezelfde genen als haar oude vaar, want we zijn samen uiteindelijk geheel gedesoriënteerd in Hendrik Ido Ambacht beland en in het donker weer thuis gekomen. Dat het toch ook anders kan heb ik laatst beleefd toen ik met twee maten, op onze racefietsjes via de andere kant Zwijndrecht benaderden. We kwamen uit de Heinenoordtunnel, wat overigens nog een leuk klimmetje is, om onze route langs het water van de Oude Maas te vervolgen. Dan blijf je dus volstrekt aan de buitenkant van Zwijndrecht en kun je absoluut niet verdwalen. Wat een verademing om met een bloedgang deze stedelijke nachtmerrie in razend tempo achter me te laten. Ik had thuis voor het eerst een goed gevoel bij Zwijndrecht.

Afgelopen weekend was ik bij mijn zus en zwager in Papendrecht. Ze zijn een flatje aan het opknappen om binnenkort te verhuizen. Papendrecht is geen Zwijndrecht en tot mijn grote vreugde wist ik het adres in één keer te vinden. Mijn bloedeigen zus vertrekt de stad uit. Ze ruilt heilige grond in voor Papendrecht of all places. Maar er is hoop. We staan op het balkon en mijn zwager zegt: “moet je kijken Wouter, vanuit hier zie je Villa Augustus en de wieken van de Kyck over den Dyck draaien. En als je goed kijkt kun je de Grote kerk ook nog zien”. Met geen woord wordt gerept over wat er allemaal van Papendrecht te zien is en dat begrijp ik wel. Nu reeds bespeur ik weemoed en heimwee naar de enige echte Drechtstad. Moeten ze nog beginnen. Ik hoop dat ze gelukkig worden uiteraard, zullen ze wel veel in Dordt te vinden zijn. Wedden!

Wouter Kramer                                                                                                       column 28, 16-04-2015

Eeuwige jachtvelden

image

Zojuist ben ik op de hoogte gebracht dat er wederom een oom van me is overleden. Dat gaat hard zeg! Afgelopen week is een andere oom van me overleden en nu is zijn grote broer hem gevolgd in het hemelen.

Ik weet dat deze broers van mijn vader er een verschillende levensstijl op na gehouden hebben dus het is maar de vraag of ze in dezelfde hemel terecht komen. Wellicht wordt de één in de vijfde hemel en de ander in de zesde toegelaten. Want de zevende hemel zit er voor deze hard werkende ondernemers niet in lijkt mij. Voor geen enkele ondernemer is dat weggelegd in mijn beleving want van liefdadigheid en eerlijke handel is geen enkel zakenman rijk geworden en deze ooms genoten toch wel een behoorlijk aanzien in de familie wat betreft hun opgebouwd vermogen. Gepokt en gemazeld door de ongeschreven wetten van een groot gezin, waar overleven en haantjes gedrag een overlevingstactiek was, hebben zij hun sporen verdiend. Ik kan in ieder geval terug kijken op twee fijne ooms die op verschillende manieren mijn pad meerdere malen gekruist hebben en daar waar mogelijk, op diverse vlakken, iets voor mij betekend hebben.

Toch hoop ik dat ze elkaar op de eeuwige jachtvelden tegen gaan komen want de gezamenlijke passie van de twee broers was jagen. De één in een echt jagerstenue zoals je uit de boeken van Rien Poortvliet kent en de ander wat nonchalant met een Amerikaanse cap op zijn knar. Dat kenmerkt ook wel het verschil van deze mannen, de oudste van de twee heeft het leven allemaal niet zo serieus genomen en volledig op een brutale en charismatische wijze zijn zakelijke instincten gevolgd. Alles doorspekt met een goed gevoel voor humor en bonte levensstijl. De verhalen die daarover in de familie, en van voormalige werknemers, de ronde doen zal ik jullie besparen. Zijn jongere broertje ken ik als een hard werkende man in een keurig keurslijf met een goed gevoel voor afspraak is afspraak. Ik denk dat ze elkaar ook goed aanvulden. Waar de één niet meer mocht komen stapte de ander binnen en waar deze geen gehoor vond lulde de eerste zich zo weer naar binnen.

Het jagen was voor mij, in mijn jeugd, not done. Ik liep samen met mijn neven wekelijks door onze mooie polders om van al de vrij levende dieren te genieten. Als we dan vallen en fuiken onschadelijk konden maken en jagers konden tegenwerken lieten we ons niet onbetuigd. Onze ouders stonden daar heel anders in en menigmaal werden mijn ooms hartelijk ontvangen met nog warme jagersbuit. Uit protest heb ik me destijds nooit gewaagd aan eendenborst, fazantenbout of hazenpeper. Mijn neef en ik hebben eens een prachtige, net overleden, ransuil bij mijn tante afgeleverd om door mijn oom op te laten zetten. “nou, ik gooi hem wel in de vriezer en vraag het wel aan je oom” Toen we weken later nog eens aan mijn tante vroegen hoe het er met de uil voor stond zag ik haar bedenkelijk kijken terwijl ze zei; “oooh, dus dat was die vreemd smakende fazant waarschijnlijk” mijn oom was nogal kippig en heeft bij het plukken het verschil totaal over het hoofd gezien! God behoede overigens dat ze nu nog gaan jagen daarboven. Er is dan geen engel meer veilig. De ene ziet deze gevleugelde heiligen voor duiven aan en de ander schiet op alles wat beweegt!

Wouter Kramer
02-04-2015

Sterrenstof

Met onze jongste zit ik naar een programma op TV te kijken over het ontstaan van de sterren. Dat de zon ook een ster is vindt hij nog even moeilijk te bevatten. Het idee dat deze brandende gasbol er niet altijd geweest is en er eens niet meer zal zijn is in zijn beleving niet denkbaar.

Het leven is voor hem, met zijn 13 jaar, enorm vanzelfsprekend en alleen maar gericht op het nu. Hij kent geen geschiedenis en ziet nog geen toekomst. Net als de zon is deze jongen er gewoon. Hij is het centrum van het universum. Alles daarin, omheen en zelfs buiten zijn voorstelling om, is de simpele werkelijkheid. De vanzelfsprekendheid van dingen als dag en nacht, een klok en een kalender zijn voor hem geen dingen met een geschiedenis of een startdatum. Dus, een tijd dat dit er nog niet was kan hij zich niet voorstellen. Hij weet niet beter. Als ik hem vertel dat er ooit mensen maanstanden zijn gaan tellen, in vergelijking met seizoenen en zo op 12 maan(d)en in een jaar uitkwamen , kijkt hij me glazig aan. Om het simpel te houden vraag ik hem: “Denk je dat onze hond weet wat voor dag het vandaag is en ook nog hoe laat?” Eigenlijk zie ik hem denken, Natuurlijk weet hij dit, hoezo niet?

Het feit dat hij nu samen met mij zit te kijken naar dat programma betekent dat hij zich gaat afvragen wat er allemaal gebeurd om ons heen en dan is waarschijnlijk het hek van de dam. Niet aflatende nieuwsgierigheid is één van de kenmerken die het verschil maken tussen mens en dier. Eens kijken of dit voor hem een aanzet is tot meer interesse op school. Daar wordt zijn moeder dan weer vrolijk van!

Zelf word ik er, naarmate het programma vordert, niet vrolijker op. Het begint razend interessant en de animaties, in combinatie met de beelden, uit de ruimte zijn waanzinnig fascinerend en indrukwekkend. Wat een geweld, energie, onvoorstelbare getallen, afstanden en afmetingen. Ik ga er gewoon van duizelen. Nietigheid maakt zich van mij meester en de mogelijkheden voor meerdere levensvormen in het universum nemen met miljarden procenten tegelijk toe. Dat lijkt op een gegeven moment zelfs een geruststellende gedachte als blijkt dat onze zon er, over niet al te lange ruimtetijd, echt mee ophoudt omdat het waterstof opgebrand is. Daarbij komt dan nog dat daarna dat lieve zonnetje met een enorme ex- of implosie, ik raak de kluts kwijt, ontploft en van de aarde een verpulverd krentje overlaat. Maar goed, tegen die tijd zullen wij als mens onze conclusie wel getrokken hebben en naar een ander fijn planeetje verhuisd zijn. We zijn wel goed maar niet gek natuurlijk! Onze jongste snapt dit wel, hij vliegt op zijn playstation regelmatig door het zwerk van planeet naar planeet en het maakt hem allemaal eerlijk gezegd niet uit, als de besturing van zijn ruimteschip maar met de duimen geregeld kan worden. Die zijn hiervoor namelijk al helemaal getraind and ready for use. Het programma had hier natuurlijk moeten stoppen, want bij het einde der aarde dient men toch even stil te staan. Maar nee, men doet er gewoon nog even een schepje boven op en meldt tussen neus en lippen door dat eens alle waterstof in het universum is opgebrand en er dan duisternis intreed die buiten ons voorstellingsvermogen ligt. Het einde van het leven? Waar maak ik me in hemelsnaam eigenlijk nog druk om. Je moet dus toch niet alles willen weten.

Wouter Kramer
26-03-2015

Dromen

Dromen
Het wordt een beetje beangstigend, ik heb vannacht van een column gedroomd. De laatste tijd betrapte ik mezelf er op dat het niet zoveel meer over mijn geliefde stad Dordrecht ging en dat kwam voorbij in mijn droom.

Nu vind ik Dordrecht al mooi maar in mijn droom liep ik over een brug welke met een gietijzeren balustrade versierd was en opgesmukt werd met krullen, kwasten en punten. Een samenspel van een strakke overspanning, over één van de oude havens in de binnenstad, en Victoriaanse spielerei. De kleur van het hekwerk was herengrachten groen en de versiersels waren verguld. De brug kwam me bijzonder bekend voor en toch werd ik weer verrast door de schoonheid van dit kunstzinnige hoogstandje. Ongelofelijk dat ze er toen zoveel tijd in konden steken en wat een vakmanschap bezaten ambachtsmannen van Dordrecht toen nog. Ik zie nu ook smeden voor me die met hun gespierde armen zware mokers op het gloeiende staal laten beuken. Jonge knapen staan er bij om de kunst af te kijken en de vonken vliegen hen om de oren. Het is een levendig tafereel in een prachtig decor. Ik merk dat ik weer uitwijd, dat doe ik dus zelfs in mijn dromen. Het gaat vaak van de hak op de tak en dat komt terug in mijn schrijven. Op dit moment proberen de bestuurders en de opleiders weer wat terug te krijgen van deze vakmanschappen door daar weer opleidingen in te gaan verzorgen. Ik ben benieuwd of dat nog mogelijk is in de beperkte tijd welke jongeren daar in kunnen en willen steken, maar goed dat zal de toekomst uitwijzen. Dit bedoel ik dus, ik wijk weer af.

In mijn droom kijk ik vanaf de brug naar links en zie het pand dat op de hoek staat. Het is een statig stenen huis met Art Deco elementen en veel bewerkt hardsteen. Het hout dat verwerkt is in het pand golft en draait speels rond de strakke lijnen die de omtrek van het fraaie kleurrijke gebouw markeren. Alles altijd in balans met de omgeving. Het pand krijgt nu plots een verbinding met de overkant. Geen idee waar dat ineens vandaan komt, maar de linkerhoek valt nu een beetje in de schaduw en vanuit de haven groeien er wat tongvarens omhoog. De woning loopt in een boog over de haven naar de overkant en rechts speelt de zon in de glas-in-loodramen een prachtig kleurenspel. In het midden boven de haven, waar op dat moment ineens een sloep verschijnt, met een leuke jonge vrouw aan de riemen, die rustig richting de brug roeit, ontwaar ik een gevelsteen met een naam erop. Omdat het gedeeltelijk in de schaduw ligt en de tand des tijds met de natuursteen aan de slag gegaan is, kan ik de naam van dit zojuist aan mijn brein ontsproten gebouw niet ontwaren. Dit irriteert me enigszins en ik merk dat ik echt begin te turen om de naam te lezen. Zelfs zo erg dat ik er wakker van word. Dat is nu net niet de bedoeling. Je hebt wel eens van die dromen waar je nog niet uit wilt. Ik sluit mijn ogen en hoop terug te keren op de brug. Helaas lukt het niet meer om in de droom terug te keren en ik merk dat mijn geest al weer jumpy aan het worden is. Ik ben reeds met heel andere dingen bezig in mijn gedachten. Deze sluimertoestand houd ik dan ook niet lang vol. Ik zal het moeten doen met mijn geheugen. Verdomme, hoe heet dat pand toch? Dit blijft nog wel even steken. Het frustreerde, dus heb ik mijn vrouw wakker gemaakt en lastig gevallen met deze droom.

Wouter Kramer
19-03-2015

Wie goed doet

Goed ontmoet. Mooi niet! Schoot er door mijn kop toen ik aangehouden werd door de motoragent. Hoe is het mogelijk dacht ik, uit het niets rijdt hij ineens voor me en direct weet ik dat ik de lul ben.

Het was een hectische dag op mijn werk en van alles diende er geregeld en gedaan te worden. Waaronder het introduceren van een olijke Belg bij één van de bedrijven waar ik mee samenwerk. De beste man is op dit moment niet in het bezit van eigen vervoer en ik breng hem naar de plaats van bestemming. De rit is aangenaam door de vrolijke inborst van deze zuiderbuur die plezant mijn aura binnenkomt met zijn plat Antwerps dialect. Ik heb altijd de neiging om dan mee te gaan in het Vlaams omdat het ontzettend aanstekelijk op mijn taalgevoeligheid werkt. Nu is dat echter niet verstandig want mijn bijrijder heeft zo meteen een interview met twee ongelofelijk nuchtere Hollanders. Ik raad hem aan om zo Hollands mogelijk te praten omdat duidelijke communicatie één van de voornaamste eisen is voor de functie waarvoor hij uitgenodigd is.

“Awel Wouter, das vaneigens krek genoeglijk voor te zeggen gans geen probleem zulle”. Ik houd mijn hart vast! Ontspannen en met vertouwen gaat hij het gesprek in. Als hij later weer terug bij me in de auto zit vraag ik hem hoe het gegaan is.”Goe hè jong, plezante mannekes waren dah, ties bijkans vijftien minuten over werk gegaan en daarna subiet over madammekes en voetbal! “Wouter”zegt hij, “Wete gij wah die hoofdman aan mij gevraagd heeft? Wat ik denk over vijf jaar te willen doen. Allé, dan wil kik toch in een harem staan waar dah gij met zo’n waaier mijnen kop koel houd zeker. Daar konden ze mee lachen jong!” Of dit een goed teken is vraag ik me af, hebben ze deze man wel verstaan en zijn ze na een kwartiertje gestaakt met gerichte technische vragen omdat ze er geen touw aan vast konden knopen, of waren ze al snel overtuigd van zijn kunnen en vonden ze hem verder net zo leuk als ik en hebben ze genoten van zijn heerlijke accent? Terug op de zaak vraag ik hoe hij denkt thuis te komen en hij geeft aan het openbaar vervoer in deze regio maar eens te testen op hun stiptheid. Ik bied aan om hem thuis te brengen aangezien hij verteld heeft in Dordrecht te wonen. Om vijf uur zit hij weer naast me in de auto en ik vraag hem waar hij woont.“das om te zeggen, kik woon op den Boogskes, kende gij dah, das zo een beetje in de binnenstad, zeide gij daar bekend?” vraagt hij mij alsof hij uit Dordt komt in plaats van mij. Hij vertelt over allerlei taalprobleempjes waar hij tegenaan gelopen is in Nederland en ik lag me rot. Hoe hij bij Baloe Beer gevraagd is of hij een tafeltje wil en hij aangeeft niet eerder van de grond te hebben gegeten, of dat hij dan een tafeltje voor één persoon wil en hij om zich heen kijkt of er ineens meer mensen naast hem staan.

Door het animerende onderhoud verlies ik mijn concentratie enigszins en schiet ik bij slikveld even een verkeerde afslag in. Nadat de motoragent mij, met wat bijdehante opmerkingen, bekeurd heeft scheurt hij chagrijnig weg. Voordat mijn Belgische vriend uitstapt zegt hij “ Amai, zoals jullie zeggen, die gast heeft zeker en vast zand in zijnen vagina!”. Persoonlijk ken ik deze uitdrukking nog niet maar gelukkig kan ik er nu toch nog een beetje om lachen.

Wouter Kramer
12-03-2015

Wandelhond

foto album angelique mobiel 159

Zoals ik al eens heb laten vallen zijn wij in het bezit van een hond. Eerlijk gezegd ben ik van nature geen hondenmens. Zeker hebben wij vroeger thuis ook honden gehad maar de herinnering daaraan brengen geen warme gevoelens bij mij naar boven.

Mijn vader was wel een hondenman maar kon vanwege tijdgebrek en ook wel wat gemakzucht, denk ik, niet in de categorie “geschikt” geplaatst worden als het gaat om “hoe voed je een hond op”. De eerste hond die mijn ouders hadden was een boxer welke Prins heette, volgens de verhalen, want ik heb de het beest zelf niet gekend, was het een volbloed boxer van adellijke afkomst met een stamboom van hier tot Tokio, van een oud vrouwtje geweest en weinig kilometers op de teller.

Mijn vader was gek met dat beest en uit stand sprong Prins inclusief een flikflakoverslag over mijn vader heen als deze een balletje hoog hield. Nog steeds kon mijn vader een traantje weg pinken als hij dacht aan het moment dat Prins het veld had moeten ruimen toen mijn oudste zussen ten tonele verschenen. Mijn moeder, die op dat gebied veel dominanter was dan mijn vader, heeft na vele omverlooppartijen van de meisjes en gesneuveld servies vervolgens mijn vader voor de keus gesteld. Prins de deur uit of de prinses de deur uit! Uiteindelijk is het tot een compromis gekomen en is er een andere hond in het gezin gekomen. Deze kan ik me nog wel herinneren maar de naam van deze substituut is me volledig ontschoten. Dit mormel heeft mijn gevoel voor honden negatief bepaalt dunkt mij. Het was een teckel. Vreselijk vals beest die nog eigenzinniger was dan ons gehele gezin bij elkaar. Bij regen weigerde hij naar buiten te gaan en piste en scheet onder de kast of willekeurig welk bed hij voor het uitkiezen had. Ook de portiektrappen liep deze worst op pootjes niet af en mijn ouders hebben hem al die tijd de trappen af gedragen. Tot het moment dat er weer eens een drol onder het bed van mijn ouders lag. Mijn vader was zo buiten zinnen dat na een korte achtervolging het angstige beestje in een vloeiende beweging met de soepele rug van een jachtluipaard alle trappen van de portiekflat moeiteloos afdaalde. Hiermee was het lot van deze ontrouwe viervoeter bezegeld. Hoogverraad in Crabbehof. Wij werden vanaf dat moment een kattenfamilie.

Mijn vrouw is zeker een hondenmens en Jimmy voldoet voorlopig aan haar behoefte om een onvoorwaardelijk trouwe vriend in haar nabijheid te hebben. Inmiddels ben ik gewend geraakt aan de hond van mijn vrouw. Niet dat Jimmy er al was toen ik mijn vrouw leerde kennen maar in een onbewaakt ogenblik was hij er ineens. Dat heeft ze slim aangepakt moet ik bekennen want ik had zelf geen enkele behoefte om ons gezin uit te breiden met een hond. Het keffertje is een dwergpincher en ik heb enorm moeten wennen aan deze mini dobberman. Ik wilde er niets mee te maken hebben en zeker niet mee gezien worden. Nu, na een aantal jaren van gewenning, betrap ik er mezelf op dat ik voor het eerst gezegd heb dat het onze hond is. Mijn vrouw glimlacht als dit gebeurt tijdens een fikse wandeling met het beestje. Jimmy is inmiddels van een angstig binnenhondje getransformeerd naar stoere wandelhond. En dat is pure winst, een hond nodigt uit tot bewegen, we wandelen wat af. Gemakshalve gaan we er vanuit dat Jimmy dit ook fijn vindt uiteraard.

Wouter Kramer
26-02-2015